GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verantwoordelijkheid bij literair genot.

II.

Eerst als wij inzien dat een literair kuastwerk is gegroeid in de ziel van den kunstenaar en een zeer directe uiting is van zijn persoonlijkheid, is het mogelijk op een juiste wijze de verhouding van den lezer tot het kunstwerk te bepalen. Bij het literair gemeten komen wij in nauw contact met een persoonlijkheid die het vermogen bezit zijn geestesinhoud door het kunstwerk aan anderen bewust te maken. Door zijn kunst is de kunstenaar in staat tot zekeren graad de .denkbeelden, gevoielens en verbeeldingen die hij zelf tijidens het ontstaan van het kunstwerk bezat, in den lezer te wekken tot nieuw leven.

Tot zekeren graad. Volledigheid is hierbij om twee redenen onbereikbaar.

Ten eerste is het zeer de vraag of een kunstenaar ooit in staat zal zijn om het dikwijls zeer gecompliceerde geheel van zijn ontroering zóó in taal uit te drukken, dat de beklemming zich oplost in een volledig gevoel van bevrijding. Wiel wordt door kunstenaars het ideaal van volkomen evenwicht tusschen emotie en expressie vaak verheerlijkt, maar daarnaast staat de klacht, ook van groote kunstenaars, dat de beste gedichten eigenlijk die zijjn ; die jiooit zijn geschreven. Dieze klacht is logisch onjuist — een niet in taal geuite ontroering is nog geen gedicht —, maar zij vindt toch haar oorsprong in het besei dat, wat in de ziel aanwezig was, nooit zijn volledige weergave in woorden vond.

Maar ook al zou men aannemen dat dit in bepaalde gevallen is gelukt, dan nog is het uitgesloten dat in oen lezer dat stemmingscomplex weer geheel gelijk gewekt zou worden. ledere stemming die door een kunstwerk wordt gewekt, is nauw verweven met de piersoonlijkheid van hem die het kunstwerk ondergaat, en wordt gedeeltelijk bepaald door karakter, aanleg en levenservaring van den lezer. Het verschil in persoonlijkheid is dus remmend van invloed op den graad van het contact tusschen lezer en kunstenaar, zooals dat bij alle mededeeling het geval is bij het rechtstreeksche, mondelinge contact tusschen twee personen.

Deze waarheid heeft geleid tot de meening dat het kunstgenot dan het hoogst zou zijn, indien de hoorder of lezer zijn persoonlijkheid tijdelijk zoo sterk mogelijk uitschakelde, en dat alleen bij de grootste passiviteit, waarbij men zich onvoorwaardelijk aan den invloed van het kunstwerk overgaf, het zuivere genieten van kunst werd bereikt. Men moest trachten tijdelijk den ander te zijn. Zij hangt samen met de opvatting dat die kunstenaar het hoogste bereikte die in staat was zijn momenteele indrukken met volkomen ontvankelijkheid passief te ondergaan en in taal weer te geven. In eenzijdige, opzettelijke toepassing heeft dit het aanzijn gegeven aan veel bleeke, impressionistische stemmingspoëzie.

In deze richting ligt echter de oplossing van de moeilijkheid niet. ilet kunstgenot wordt dan ©en soort van roes, waarin we ons zelf vergeten, ons zelf kwijt zijn, om weer „tot ons zelf te komen", ais de roes voorbij is. En dit is het juist, waartegen ons diepste innerlijk zich verzet en zich moet verzetten.

Ons waarnemen, onze ervaring is geen passief opnemen, maar een actief verbeelden. De aard van dat verbeelden wordt bepaald door ons innerlijk, met ©en eigen aanleg en een eigen reeks van vroegere ervaringen. Onze activiteit uit zich wel verschillend, al naar de momenteele gesteldheid van ons innerlijk, die zich ook tijdens de waarneming wijzigen kan, maar wordt nietjeheel uitgeschakeld. Ons waaniemen op ziclizielf is reeds een schiften; wat en hoe wjj waarnemen, hangt af van onze persoonlijkheid en haar activiteit van het oogenblik.

Ook ons kunstgenot is waarneming. Daarom is het genieten van kunst niet een ondergaan van een kunstwerk, maar een indringing in een kunstwerk, d.i. een indringing in de persoonlijkheid die het kunstwerk schiep. ZoO'aJs ook het zuiverste contact tusschen Iwee persoonlijkheden rechtstreeks ontstaat, niet doordat de eene persoonlijkheid den invloed van de andere zoo passief mogelijk ondergaat, maar door wederkeerige indringing.

Voor dien Cln-isten wordt deze indringing met behoud van eigen zelfstandigheid bewust tot roeping. Wij dienen als Christen het besef levendig te houden dat wij bij de lectuur niet maar alleen eens een boek ter hand nemen, maar in contact komen met een ander, die door een bijzonder vermogen eigen geestesinhoud in ons tot nieuw leven wekt.

Wij moeten dit vermogen zien als een gave van God en daarom bewonderend naspeuren \> 3i als schoonheidsuiting in bet kunstwerk aanwezj» is. Dit is een zeer gecompliceerde activiteit dj! zich uitstrekt over alles wat tot het terrein vau het aesthetische behoort en zich bij de versclüi. lende kunstwerken op zeer verscliillende dingen zal richten. Zuiverheid van compositie, uitbeeldiu» van karakters, weergave van natuur, leekeninj van stemming, details van taalschoon in rhythtne en woordkeus, bet groote en bet kleine, dat samen het geheel van het kunstwerk vormt, vallen Iner. onder. Het is daarbij zeker niet altijd nooüzakeliifc zelfs niet mogelijk dit alles bewust te analyseereti' al zal echte kunst wel een dergelijke "analyse kunnen doorstaan en er voor ons te rijker door voorden, ook al ontdekken wij bepaalde zwaklieden

Hoofdzaak is echter dat v/e het geheel en dj afzonderlijkheden zien als (openbaringen van schoonheid waardoor God Zichzelf verlieerlijlji ook in ons op het oogenblik dat wij bet kunst! werk genieten.

Dit besef zal er ons eenerzij ds toe dwingen om (de naspeuring der schoonheid in bet bepaalde kunstwerk zoo volledig mogelijk t© do» zijn, maar ook anderzijds de levendige b& geeitj in ons wakker roepen oan de oogon wijd open (« houden voor het zondige dat in het kunstwerk tot uiting komt.

Dit legt ons allereerst den plicht op om hul kunstwerk te zien als ©en uiting van de levensbeschouwing van den auteur en deze levensbeschouwing, zooals zij zich bij onze lectuur aai ons voordoet, critisch te toetsen aan ons inzichl in 'Gods openbaring. Dit schijnt, althans tegenover het werk van een onge-loovige, voior ©en Christen vanzelf te spreken. Toch ligt het veel minder voor de hand, dan het lijkt. Want dit toetsen van levensbeschouwing mag niet maar zijn een critische constateering, die we onderwijl pro memorie uittrekken, om verder rustig van het schoone dat om treft, te genieten, maar een persoonlijtoe beleving, God roept ons, niet alleen om Hem en den naast* lief te hebben, maar ook om de zonde te haten, Dit moest ons ook bij ons literair genieten verhinderen om het zondig© koel te zien als een uiting waarmee we nu eenmaal vertrouwd zijn geraakt, die wij bij den ongeloovige, en ten deele bij den geloovige, kimnen verwachten, en waardoor w© ons nterair genot niet willen laten bederven. Het moet er ons integendeel toe brengen de zoude te zien als iets waartogen de too-m Gods uitgaat, ononderbroken, ook op het oiogenblik van onze lectuur.

Het is dit besef dat het ons mogelijk zal maken bij ons lezen met huivering na te speuren hoe, ook in het kimstwerk dat op- dat oogenblilt tot ons komt, de zonde allerlei verwringingen teweeg brengt die aan de schoonheid van bet geheel afbreuk doen. Zoo ook alleen zullen wij in een juiste geesteshouding tegenoYer het kwaad dat zich in een kunstwerk openbaart, een tegenwicht hebben tegen de bekoring die van het zondige tot ons uitgaat. Zij zal ons zelfs de kracht en het verlangen kimnen geven om het literair genieten van een kunstwerk te stalcen, zoodra wij voor onszelf

inzien, dat wij door de bekoring van het zondige , .yiste indringing in het kunstwerk voor ons jjjggelijk voeten woirden, omdat wij het contact , et God verliezen. Een dergelijke ervaring, die 'vii daa ook op' zichzelt als zondig orke^nnen, omdat •j tegenover God zijn gaan staan, zal ons weer •oorzichtiger maken bij de keuze van onze lectuur on ons ook meer bewust doen zijn van onze verintwoording bij het aanbevelen van lectuur aan anderen.

Maar laten wij nu niet te grooten nadruk' laten vallen op den plicht om lectuur te vermijden, onidat dit de aandacht zoo prettig opluchtend kan ileiden van de hoofdvraag hoe wij de wel voor ons aanvaardbare lectuur moeten beleven. Het besef dat God ook bij ons lezen, voor velen slechts een ontspaiming na de. dagtaak, een actief baten van de zonde van ons eischt, is dikwijls wel zeer ver op den achtergrond geraakt. Dat komt ook doordat wij de beteekenis van het boek zoo gemakkelijk onderschatten. Een boek is maar niet bedrukt papier, maar een geestesuiting die juist door haar meer blijvend karakter in sterkere mate een verheerlijking of een aanranding van Gods majesteit kan zijn dan een gedachte of oen gesproken woord. Tegenover die geestesuiting moeen wij als Christen bij onze lectuur lie& ebbend en hatend, d.i. levend als kind van God, Zijn wi] doen.

Ook tegenover den kunstenaar die zich in zijn srk als geloovige openbaart, kan en mag onze critische houding niet weze^nlijk anders zijn. Wel t ons contact met hem, door zijn werk, inniger zijn. Ook zijn kunstwerk is gedeeltelijk onbewust, gedeeltelijk bewust gegroeid uit zijn persoonlijkheid. Wij zullen in z ij n werk kunnen en mogen naspeuren hoe de invloed van den Geest van God tot uiting komt in zijn denkbeelden, gevoelens en verbeeldingen. Wij zullen daardoor voelen met hem samen één te zijn in Christus, door denzelfden Geest geleid. Het zal daarom een heerlijke genade zijn te bewonderen hoe bij zijn scheppen zijn hart en zinnen bewaard zijn in Cbristus Jezus en hoe dit van invloed is op inhoud en vorm van zijn kirnst.

Maar ook deze heerlijkheid mag ons niet verleiden voorbij te zien dat ook zijn kunstuiting onderworpen is aan de zonde. Ook zijn uitingen zullen wij moeten toetsen aan Gods openbaring. Dikwijls zullen wij daardoor ons inzicht verdiepen en verzuiveren door het zijne te aanvaarden en lewonderend genieten boe door zijn zuiverder inzicht zijn werk ook in bijzonderheden aan schoonheid gewonnen heeft. Maar ook zullen wij er in door moeten dringen hoe verkeerdheid van inzicht zijn kunstwerk schaadt, zoO'Wel door wat gezegd, als — en dat dikwijls nog meer — door wat verzwegen wordt. Juist de in ons groeiende liefde voor den kunstenaar en zijn werk moet in ons bet verlangen verlevendigen ook bier de waarheid te zien en te uiten. Christus is meer dan de kunstenaar en do band aan Christus gebiedt ons ook in den broeder te fiateii, en dus actief imieirlijk en uiterlijk te bestrijden, wat in zijn werk zich als zondig openbaart.

Wordt op deze wijze het literair genot niet te opzettelijk ?

Ik heb dikwijls over „moeten" gesproken, omdat v/ij naar een juiste wijze van ïïterair genieten opzettelijk hebben te streven, zooals naar alle vervulling van den wil van God. Die plicht behoeft echter door de edschen die wij onszelf stellen, niet te worden tot een „last, zwaar om te dragen". Inzooverre wij onderwO'rpen zijn aan de zonde, zal het voor ons allen blijven „een er naar jagen, of wij het ook grijpen mo^cbten"; bet element van opzettelijkheid blijft. Maar ook voor deze dingen hebben wij de belofte van den Geest die ons in alle waarheid leiden zal. Daarom zal ook bij de geestesactie van het literair genieten de opzettelijkheid afnemen en de spontaneïteit groeien, naarmate in de kern van ons wezen door de genade van Christus plicht meer en meer wordt tot behoefte.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1936

De Reformatie | 8 Pagina's