GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eisch van Gods Woord? Opmerkingen naar aanleiding van Prof. Dr A. K. Brouwer, De Kerkorganisatie der eerste eeuw en wij. (I.)

Onlangs is van de hand van den Utrechtschen hoogleeraar Dr A. M. Brouwer een boekje verschenen, dat bij het reorganisatie-debat en - werk in de Nederlandsch Hervormde Kerk wel eens van grooten invloed kon worden; dat ook deze beïnvloeding allicht beoogt; en dat alleen al daarom ook belang inboezemt aan hen, die als „buitenstaanders" de reorganisatieworstelingen in de Nederlandsch Hervormde Kerk volgen met hun aandacht en met nog meer, o.a. hun voorbede.

Het draagt tot titel: „De Kerkorganisatie der eerste eeuw en ynj", en werd in de bekende Libellenserie uitgegeven door Bosch & Keunlng te Baarn.

Het is daarom van zooveel beteekenis, omdat het een indrukwekkende poging doet, met een krachtig „neen" te beantwoorden de vraag, of de kerkrechtelijke beginselen, die aan de Dordtsche Kerkenorde ten grondslag liggen, en die men gewoonlijk die van de presbyteriaalsynodale kerkregeering noemt, ook volgens den Schriftuurlijken grondslag der Kerkorganisatie zijn. Om te komen tot het drietal der ambten, die in de „gerefor-

meerde" kerken gevonden worden, de ambten van dienaar des Woords, ouderling en diaken, heeft men de Schrift geweld aan moeten doen. Zoo ergens, dan is het bij dit drietal ambten duidelijk, volgens Prof. Brouwer, dat men eerst een zekere organisatie uitdenkt en dan teksten zoekt en pasklaar maakt, die deze organisatie aannemelijk moeten maken. (bl. 77.)

De bedoeling van deze uitgave is dan ook, duidelijk te maken, dat men voor verschillende organisatie een beroep op de Heilige Schrift kan doen. (bl. 3.) En dus eigenlijk voor geen enkele op de Schrift kan steunen.

Men gevoelt het belang dezer dingen voor de kerkelijke situatie in Nederland. Prof. Brouwer was tot voor kort voorzitter van de vereeniging „Kerkopbouw". In het blad dezer vereeniging schreef hij de artikelen, die ten grondslag liggen aan dit boek en waarvan het een omwerking en uitbreiding is. We hebben hier niet te doen met een puur wetenschappelijk geschrift, dat zijn positie zoekt te verwerven in de discussie der vakgeleerden over een onderwerp als het onderhavige of dat poogt de vrucht dezer discussie te oogsten en haar resultaten samen te vatten; doch het wordt aan de hand gedaan aan allen, die op een of andere manier interesse hebben voor de organisatie van hun kerkelijk leven. In het blad „Kerkopbouw" droegen de artikelen den titel: „Organisatie der Kei'k naar den eisch van Gods Woord". Met dezen titel richtten zij zich uit drukkelijk tegen hen, die tegenwoordig zich aan den arbeid hebben gezet, om de Nederlandsche Hervormde Kerk te reorganiseeren naar wat zij „eisch van Gods Woord" achten te zijn. Er zijn er, die aan hun inzicht in de Schrift hun ijver voor deze zaak hebben ontleend; die hun krachten hiervoor meenen te moeten geven in concreet Schriftgeloot Inderdaad poogt dit geschrift hen te bewegen tot een conferentie over de kerkinrichting, die met historische traditie en practisch effect rekent, doch de oplossing aller rijzende vraagpunten niet meer aan de Schrift gaat vragen.

Dat aldus de tendenz van deze uitgave niet te ver gezocht is blijkt b.v. duidelijk uit een aanteekening na het hoofdstuk over de huisgemeenten. Daar staat toch te lezen: „In haar oorspronkelijk reorganisatievoorstel sprak de vereeniging „Kerkopbouw" van huisgemeenten in den zin van richtingsgroepen. Tegen dit gebruik kwam fel verzet. Over de verdediging was het beter „geen woord te verliezen". Intusschen heeft „Kerkopbouw" het woord (niet de zaak) laten varen voor een andere regeling. (Ware het niet beter geweest de zaak der richtingsgroepen te laten varen; dan zou de discussie over het wóórd wel academisch gebleven zijn? R. S.) Daardoor is de kwestie buiten den partijstrijd gekomen. Wij kunnen nu in alle kalmte vaststellen, dat het door „Kerkopbouw" gemaakte (overigens niet door mij voorgestelde) gebruik van het woord heel wat beter met de oude gegevens overeenkomt dan de dikwijls gehoorde leuze, dat de classicale vergadering „de mond der Kerk" zou zijn. Deze leuze gaat buiten alle „schriftuurlijkheid" om", (bl. 56.)

Dit boek wil wat. In zijn titel worden „wij" betrokken in de vragen, die het over de kerkorde der eerste eeuw stelt en beantwoordt. Deze menschen van tegenwoordig, die door den auteur verknocht worden met zijn uiteenzetting, zijn met name de leden van de Ned. Herv. Kerk. De Gereformeerde Kerken worden niet voor de aandacht der lezers gehaald. Ook waar men hun vermelding verwachten zou, wordt de verwijzing ook maar naar hun kerkorde nagelaten. Bij de vermelding van de verscheiden systemen van kerkregeering wordt het. patriarchaat der Oostersche kerk, het papale stelsel der Roomsch-Katholieken, het episcopalisme der Anglicanen en der Luthersche landskerken genoemd. Van de Hervormde Kerk in Nederland tijdens de republiek wordt gezegd, dat ze ten deele presbyteriaal-synodaal was ingericht, maar met een verregaande medezeggingschap der overheid. Er wordt in de ontwikkeling der Ned. Herv. Kerk sinds 1816 een gaan in de richting van het presbyteriale gezien. Maar er wordt eenvoudig beweerd, dat het presbyteriaal-synodale stelsel in ons land voor „de staande kerk" nog nooit zuiver gegolden heeft (bl. 5—7). Misschien ligt het aan een misverstand van die woorden „de staande kerk", doch als daar niet mee gezegd wil zijn zooiets als dat de Ned. Herv. Kerk eigenlijk alleen maar kerk is, en dat m.n. de Gereformeerde Kerken secten of zooiets moois zijn, is deze passage zoo maar niet duidelijk. „In ons eigen land heeft dat stelsel voor de staande kerk nog nooit zuiver gegolden." Ik denk, dat wijlen Prof. Dr F. L. Rutgers bij deze woorden zeer verrast en bedenkelijk zou hebben opgekeken. In gemoede, dergelijke beweringen willen ons te ver uitheffen boven de concrete situatie naar het ijle blauw van een wolkenloozen hemel, waar we maar precies zouden mogen doen of er in Nederland sedert 1816 niets gebeurd was in de Ned. Herv. Kerk dan wat jaartallen als 1852 en 1871 (vermindering en beëindiging der overheidsbemoeiing met het interne leven der eenmaal door den staat georganiseerde kerk) en 1867 (toen werd de mogelijkheid van de verkiezing van den kerkeraad in handen der gemeente gelegd) ons voor den geest roepen.

Wat wil dit boek?

Het wil de kracht verlammen van hen, die roepen in de tegenwoordige Ned. Herv. Kerk om een kerkorde naar den eisch van Gods Woord.

Het doet nog meer dan het wil.

Het zet een dikke streep door heel den strijd voor kerkherstel in de vorige eeuw. De schriftuurlijke basis ontbreekt aan deze beweging. Kerkrechtelijke bezwaren zijn van den zooveelsten rang. Men leze: „Wanneer in den loop der negentiende eeuw in de Nederlandsch Hervormde Kerk een organisatie is opge­ komen, die men „bestuurlijk" zou kunnen noemen, ook nadat in 1867 het recht van het beroepen van den predikant en het benoemen van kerkeraadsleden in de handen van de gemeente gelegd was, dan kan men dit niet een gewenschten toestand achten, maar die organisatie is even schriftuurlijk of onschriftuurlijk als die waarbij classicale vergaderingen de mond der kerk worden genoemd en synoden een voor allen bindend besluit mogen nemen".

Dat gaat direct in tegen bepaalde meeningen in den huldigen kring van reorganisatie-plannen-makers. Dat gaat indirect in tegen wat de mannen der Afscheiding en der Doleantie om der conscientie wil gedaan hebben tegenover de bestuursorganisatie van hun kerk.

Of dit werk belangrijk worden zal voor de allerjongste kerkgeschiedenis van Nederland is moeilijk te zeggen.

De voormalige voorzitter van „Kerkopbouw" is hier aan het woord. Het zal in de kringen van zijn vereeniging globaal wel ingang vinden; het doet ook zoo onbevangen wetenschappelijk. Een belangrijke vraag is, hoe de mannen van „Kerkherstel", die kennelijk een zacht prikje hebben gekregen in den luchten spot over de classicale vergaderingen als de mond der kerk, er op zullen reageeren. „Kerkherstel", met zijn eisch van reorganisatie naar Gods Woord, staat een fictie voor.

En nu kon Barths theologie hier wel eens het be slissende en bemiddelende woord gaan spreken.

Want Prof. Haitjema is voorzitter van „Kerkherstel". Zijn sympathie voor Barth is over de grenzen bekend. En al is ook over de grenzen bekend, dat Karl Barth groote sympathieën heeft voor een kerkorde, die ge woonlijk presbyteriaal-synodaal wordt genoemd, hij noch Haitjema zullen hun grondinstelling tegenover alle aardsche kerkorde licht prijsgeven. God zegt volgens hen tegelijk „ja" en „neen" tot iedere kerkorde, al zou die door de eigen letters van de Schrift geboden worden, In de kerk kan men dus weinig anders doen dan afwisselend „ja" en „neen" zeggen.

En nu komt Brouwer zeggen, dat men met den bijbel in de hand juist inzake de kerkorganisatie alle kanten uit kan. Niet die van Rome weliswaar; het algemeen priesterschap der geloovigen is een bijbelsch goed. Maar men kan op de Schrift zich eenigszins beroepen voor het bisschoppelijk stelsel, en een inconsequent beroep kan men ook op haar doen voor het presbyteriale. „Om... een presbyteriaal-synodale kerkorde voor te stellen als de eenig schriftuurlijke, dat is moeilijk vol te houden. Er is minstens evenveel te zeggen voor een organisatie, waarbij bepaalde personen een gezaghebbende positie innemen, hetzij men die „opziener", „bisschop", „superintendent" of wat ook noemt." (bl. 90.)

Zullen Haitjema en Brouwer via Barth nu niet tezamen kunnen komen? En dan zonder dat men elkanders geloof in de Schrift als het Woord van God behoeft te toetsen, zonder dat men elkanders theorieën en plannen met het geduld van een schriftgeleerde stuk voor stuk aan de Schrift behoeft te gaan onderwerpen?

In elk geval is Prof. Brouwers boek belangwekkend genoeg, om niet alleen aan zijn strekking, maar ook aan den inhoud, die de strekking bepaalde, eenige aandacht te schenken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1937

De Reformatie | 8 Pagina's