GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geestelijke volksgezondheid.

IV.

Maar niet alleen de Christenheid, ook anderen hadden in voorgaande eeuwen oog gehad voor de geestelijke volksgezondheid en hadden begrepen, dat de sociale hygiëne meer omvat dan uitsluitend de lichamelijke verzorging.

Zoo noemde Prof. Pruys van der Hoeven (plm. 1860) de hygiëne zulk een uitgebreide wetenschap, dat zij nauwelijks door een menschengeest te omvatten is. Haar gebied, zoo schrijft hij in het toenmalig tijdschrift „De Schat der Gezondheid", strekt zich over de geheele maatschappij uit. Zij vordert veelzijdige geographische studiën en menigerlei praktische kennis, die heinde en ver moet worden opgedaan. De hygiëne moet zoowel voorlichten bij het bouwen van steden, dorpen en huizen als de aarde leeren bebouwen en bewoonbaar maken. Zij moet huisgezin en staat besturen, voedsel en kleeding regelen, bij huwelijkskeuze en bedrijf worden geraadpleegd, ons behoeden voor besmetting, onze gezondheid bewaren, onze opvoeding leiden, het opzicht hebben over land- en zeemacht. afgestor­ en ons niet verlaten bij het graf onzer venen. 12)

In zijn „Schat der Gesontheyt" noemt Dr Johan van Beverwijck (1594—1647) onder de verschillende momenten, die invloed vermogen uit te oefenen op het lichaam, allereerst de „Bewegingen des Gemoedts". De dagelijksche ervaring leert ons., zoo zegt hij, „dat het Lichaem verandert en ontroert wordt door de Bewegingen der Zielen. Siet men niet hoe dat de mensche van een droevige of blijde tijding haestig gebootschapt, in sijn aengesicht en al sijn leden verandert? Soo gaat het met de Gramschap, Vreese, Liefde, en ander ontroeringen. Dat de ziele mede beweegt en ontroert werdt door het lichaem, en siet men niet alleen in rasende koortsen en andere sieckten, maar oock in droncken lieden". Aan den anderen kant kunnen ook lichamelijke afwijkingen tot psychische veranderingen leiden. En dit alles is niet verwonderlijk, integendeel zeer begrijpelijk door de „groote ghemeenschap, die daer is tusschen de Ziele en het Lichaem, die malkanderen soo het goet, als 'tquaedt dat se hebben, gestadigh mede deelen".

Ook bij vader Cats vinden we aanduidingen van psychische hygiëne, gelijk blijkt uit de volgende versregels i^);

fW „Indien je qualijck vaert en hebt geen medicijnen, ^ „Doet slechts na desen raet, het onheyl sal [verdwijnen;

„Vooreerst, hoe dat 'et gaet, vermijt een gram [gemoet, „En geeft aen Godt de wraeck van die u qualijck [doet; te

„En soo je zijt geneyght om langh gesont te leven '^" „Soo dient benaeude sorgh van u te zijn gedreven, „Want die baert menigh quaet en schent het [jeugdigh bleet; „Dus maeckt dat uwe ziel geruste sinnen voet, "

alsmede uit het slot van zijn gedicht: „Op de gesontheyt en hare weerdigheyt":

„Wat dient er meer gesegt van alle werelts saken, „Die niet gesont en is, wie kan hem vrolijck [maken?

„Wel aen dan; wie je zijt, gaet, soeckt dan faldermeest „Gesontheyt aen het lijf, gesontheyt ; aen den geest!"

Ook in het grijs verleden vindt men de sporen van geestelijke volksgezondheid. Dat de Romeinen | de gezondheid van geest als het hoogste goed beschouwden, bhjkt duidelijk uit de bekende woorden van Juvenalis ^*); „Mens sana in corpore sano". De gangbare voorstelling toch, als zouden deze 1

woorden beteekenen, dat alleen in een gezond lichaam een gezonde geest kan wonen, is volgens 'Prof. Gunning i'') volkomen onjuist en nimmer door Juvenalis gezegd of bedoeld. Het Latijnsche „sanus", dat wij door „gezond" vertalen, werd n.l. niet in de eerste plaats van het lichaam, maar bij voorkeur van den geest gebruikt. Dit gaat zelfs zoover, aldus genoemde auteur, dat de Romeinen in het dagelij ksch leven, wanneer het tegendeel niet uitdrukkelijk blijkt, bij het hooren van dit woord uitsluitend aan de geestelijke gezondheid •dachten. Hiervan getuigen ook de ontkennende samenstellingen i n-s anus en v e-s a n u s en de daaraan gelijkwaardige omschrijving male s a- nus, welke niet beteekenen ziek of ongezond, maar dwaas, krank- of waanzinnig.

Juvenalis heeft dus niet het begrip „gezondheid" van het lichaam overgebracht op den geest, maar juist andersom, ter wille van een woordspeling, oen estslijk begrip ook op het lichaam toegepast. In zijn 10de satire, waarin genoemde woorden voorkomen, wil hij eenvoudig te kennen geven, dat de gezondheid van geest het hoogste goed is, maar dat het voor een gezonden geest wenschelijk is, om volkomen genot te verschaffen en geheel beschikbaar te zijn, zoo mogelijk ook in een gezond lichaam te wonen.

Ook de Romeinen wisten derhalve reeds, dat de gezondheid van het lichaam voor de ongereptheid van den geest niet onverschillig is en de gezondheid van den geest niet geheel onafhankelijk van het lichaam.

Maar niet alleen de Romeinen, ook de Grieken hadden oog voor de geestelijke zijde van den mensch en kenden de wisselwerking, die er tusschen lichaam en geest bestaat. Ten opzichte van gezondheid en ziekte, zoo zegt Plato, deugd en ondeugd is geen harmonie en disharmonie van meer beteekenis dan die van den geest zelf tot het lichaam zelf. Ontbreekt de harmonie, wanneer b, v. een zwak lichaam het voertuig is voor een sterken en machtigen geest of omgekeerd een sterk en krachtig lichaam een zwakken geest in zich herbergt, dan mist het geheele schepsel schoonheid. Nog sterker komt dit uit bij zichtbare disharmonie. Een lichaam b.v. met ongelijke beenen of met een andere mismaaktheid is leelijk, ondergaat bij onderlinge actie der lichaamsdeelen velerlei vermoeidheid, krijgt trekkingen, het waggelt wegens zijn wanstaltigheid en is aan ontelbare ongelukken blootgesteld. Hetzelfde geldt voor het schepsel als dualistisch wezen; geraakt daarin de ziel, krachtiger dan het lichaam, in hevige opwinding en brengt zij dit van binnen geheel in opschudding, zoo vult zij dit met ziekten; stort de geest zich vol kracht op wetenschap en onderzoek, dan sloopt hij het lichaam; geeft hij onderricht, of doet hij mee aan woordenstrijd in het openbaar of privé, die onder kwaadaardigen naijver wordt uitgevochten, dan vreet de vurige felheid het lichaam in en catarrhale aandoeningen volgen, is)

Daarom leert Plato, dat nimmer de ziel zonder het lichaam, noch het lichaam zonder de ziel bewogen moet worden, opdat beide tegenover elkander in evenwicht blijven en dientengevolge gezond. Daarom moet hij, die de wetenschap beoefent, ook lichaamsbewegingen maken, gymnastiek- beoefenen. Aan den anderen kant dient hij, die veel lichaamsarbeid verricht, de bewegingen van den geest te beoefenen door zich met vlijt op muziek en wetenschap toe te leggen.

Uit het voorgaande blijkt duidehjk, dat de meening als zou geestelijke volksgezondheid iets geheel nieuws zijn, van allen grond ontbloot is en dat degene, die geestelijke volksgezondheid als een novum beschouwt, niet verder denkt dan zijn schrijfpen lang is. De practijk van de geestelijke volksgezondheid is reeds vele eeuwen lang beoefend, zij het dan op niet zoo groote en uitgebreide schaal als tegenwoordig. Nieuw in eigenlijken zin is alleen de organisatie van de verschillende vereenigingen en inrichtingen, die op dit gebied werkzaam waren of zijn, de nauwere samenwerking op dit uitgestrekte arbeidsveld, de synthese van voorzorg, zorg en nazorg, de systematische wetenschappelijke voorüchting op het terrein der psychische hygiëne.


12) Dr A. Th. Planten: De zorg voor de volksgezondheid door alle eeuwen heen. N. T. v. Gen., 1931, III, blz. 3774.

13) „Middelen dienende tot bewaringe van de gesontheyt". (Uit: Tachtigh-jarige bedenckingen).

14) Een Romeinsch hekeldichter uit de 2e helft der eerste eeuw na Chr.

15) Prof. Dr J. H. Gunning: Opvoeding en Geestelijke Hygiëne. Verslag van de vergadering der Ned. Ver. tot bevordering der geestelijke volksgezondheid, S April 1930, blz. 23—24.

16) Dr H. J. L. Lulofs: Plato over psychisch lijden. N. T. V. Gen., 1925, II, blz. 2554—2555.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1938

De Reformatie | 8 Pagina's