GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? VII.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? VII.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

De capitulatie voor het javaansche revolutie-geweld (bloedloos, maar niet minder geweld-dadig) is wel volledig geweest. De besprekingen, die te Batavia gehouden zijn waren niet „kerkehjk" in den zin waarin wij dit woord plegen te verstaan (d.w.z. ze gingen niet uit van' het instituut, dat dr Bavinck heeft aangesteld als hoogleeraar). Van een volgen van den bef aamden „kerkdijken weg", welks bindend gezag tegenover de vrijgemaakten als eerste axioma werd gepredikt — wat wel goed was, maar tóen niet meer dan een leus, omdat men tegelijkertijd den ke.'-keUjken weg had opgebroken — is geen sprake geweest. De heeren hebben hun besprekingen gevoerd met vertegenwoordigers van andere dan gereformeerde zendingsinstanties, die op Java werkten, ter eener zijde en de vertegenwoordigers van andere dan gereformeerde kerken ter anderer zijde.

Welnu, „daar o m" (ze biechten het zelf) .gaat in 'de aangenomen conclusies ook „het algemeene voorop" en komt „het regionale" achteraan. Die duistere v/oorden komen kort en goed hierop neer: uitgegaan is „van de grootere verbanden" (!) en pas daarna zijn „de regionale regelingen" in beschouwing genomen. En nu zonder één woord fransch erbij: ze hebben de lijn van Middelburg 1896 heeliemaal verlaten, en meteen de revolutie gesUkt met huid en haar. Het plaatje in het Zendingsblad, dat van Middelburg • een silhouet gaf door de zwarte drukinkt van het desbetreffende artikel was-niet anders dan naief volksbedrog. Van Middelburg 1896 is n i e t s m e e r overgebleven; de zaak der Gereformeerde Kerken was al verraden vóór men in Eindhoven samenkwam. Als Schilder langs den ordehjken weg voorstelt, dat langs den kerkelijken weg (kerkeraad van Kampen, classis Zwolle, particuliere synode van Overijsel) een stel a f g e v a a r d i g d e n tot de orde geroepen wordt, dan vliegen ze op, en zeggen tot God en menschen: dat is revolutie. En als Bavinck gaat confereeren met menschen, met wie hij niets te maken heeft, en die hij slechts ontmoeten kan buiten den kerkeüjken weg om, en straks met hen conclusies neemt, die den kerkelijken weg geheel en al negeeren en fundamenteel opblazen, wel, dan zingen ze een psahn. Ze hebben nu de hiëi'archie of fideel ingevoerd: eerst het geheel, dan dei deelen. Maar dan niet eens de k e r-k e 1 ij k e hiërarchie, doch de republikeinse h e („staats"-verbanden, waarbij de kerken en zendingsinstanties binnen een „s t a a t s"-gebied van te voren al bij elkaar gedreven waren).

Dit komt tot uiting in pimt 6 van Hoofdstuk n der genomen Conclusies. Wij schrijven punt 6 hier letterlijk af:

„6. DE VORM VAN SAMENWERKING:

a. De kerken in Indonesië en de buitenlandsche kerken vormen samen een college van deputaten i; aTi de samenwerkende kerken, waarvan de leden bestaan uit deputaten van de synoden van de kerken uit Indonesië en deputaten van de synoden van de buitenlandsche kerken.

b. Dit college van deputaten van de samenwerkende kerken is geen autonoom, lichaam, . De leden van dit college zijn VOLLEDIGE VERANTWOOR­ DELIJKHEID SCHULDIG AAN DE KERKEN IN INDONESIë. Terwijl de leden, behoorende tot de buitenlandsche kerken, over hun eigen arbeid RAPPORT UITBRENGEN aan hun kerken.

c. Het aantal deputaten van de kerken in Indonesië in het college van deputaten van de samenwerkende kerken wordt vastgesteld op niet minder dan % deel van het aantal leden."

Men denke zich goed in, wat volgens dit systeem gebeurt met de bijdragen der eenvoudige menschen, die in de synodocratische groep nog hun offertje brengen voor „de Zending". Ze steunen financieel, ze bidden in de voormalige gedachtensfeer. Intusschen staan de zaken zóó:

1) hun deputaten mogen ginds niets meer doen in het verband der synodocratische groep. Ze hebben als groepje deputaten van de synodocratische kerken daar niets meer te doen; , ze kunnen ook nooit meer met de voormalige Indische kerken, die zij door hun eigen nederlandsche kerken geplant zagen, samenspreken in een zelfstandig, een vrij en eigen zaken afhandelend contact. Ze kunnen alleen iets doen in reglementair vastgelegd contact met „kerken" van ALLERLiEI gading. De confessie is heelemaal verdvvenen, de oude kerkenordening, de zendingsorde is ook eenvoudig op zij gezet.

2) allerlei synoden sturen hun afgevaardigden naar één vergadering; d.w.z. synoden van allerlei confessie ; > =

3) ook dan nog hebben die deputaten ginds als lastgevers hunner synode niets te vertellen;

4) want de Indonesische kerken (d.w.z. die kerken van allerlei confessie) stellen hen AAN 2ICH, en aan zich ALLEEN, verantwoordelijk.

5) zij mogen alleen maar RAPPORTEEREN aan de synodocratische kerken. Rapporteeren, meer niet. BE­ SLISSEN doen de indonesiërs.

Dat heet dan samenwerken.

Het is precies wat D. E. C. zei: de synodocr^atische menschen mogen betalen. MEER NIET. De Soekamisten spelen den baas. En opdat de nederlandsche, pardon, de buitenlandsche kerken ZELFS in dit toch al ontmonde College nooit te veel praatjes zouden krijgen, is bepaald, dat zij met elkaar niet meer dan 14 gedeelte der leden der vergadering mogen vormen. Dit heet dan samenwerken: van te voren is reglementair vastgelegd, dat ge nooit anders moogt zijn dan een kleine m i n d e r h e i d in de vergadering.

Dit mooie college van offeraars (één op de 4, hoogstens) en van beslissende offerande-incasseerders (drieop de vier minstens) heet dan: Madjelis Wakil Wakil Geredja (M. W. G.): Raad van gedeputeerden der samenwerkende kerken. De synodocratische menschjes betalen dus krachtens een uit VIER formuheren van eenigheid opgebouwde overtuiging, en de dubbeltjes komen terecht bij een m.et geen van die vier, immers alleen maar met de 12 artikelen genoegen nemende combinatie (de twaalf artikelen, gelc-zen door den bril van Barth, zijn natuurhjk van de werkelijke twaalf artikelen onderscheiden zooveel als dag en nacht van elkaar verschillen).

De deputaten der synodocraten veroorloven zich nog een klein knabbeltje aan dit fraais. Ze merken op, dat volgens het hier vastgestelde concept alleen de LEDEN van de M. W. G. verantwoordeUjk zijn aan de „Indonesische" kerken (de synodocrajtische zendingsmenschen zijn dus verantwoordelijk, niet meer aan de synodocratische synode, o' wee, daar gaat haar autoriteit, die zich zoo schrap zette tegen ons, maar aan de Soekarnistische kerken van allerlei slag). De deputaten zien Uever de M. W. G. a 1 s zoodanig verantwoordehjk gesteld. Het interesseert ons maar een heel klein beetje of ze daarin slagen. Veel verschil maakt het niet uit tegenover hun eigen synode.

Ook over hoofdstuk III is iets te zeggen. Dit handelt „over de verkondiging van het Evangelie".

Wat in dit hoofdstuk allereerst opvalt, is: de onbe-. redeneerde fixeering van de leer der pluriformiteit der kerk in haar miserabelsten vorm. Ge kunt deze leer op verscheiden manieren voordragen; de eene een tikje meer de orthodoxie respectserende dan de andere. Hier is eenvoudig alles wat kerk heet, over en weer erkend als kerk; en is meteen gezegd, dat CHRISTUS ZONDER ONDERSCHEID AAN AL DIE KERKEN AMBTELIJK OPDRACHT GEEFT. Duursema teekent. De man die ons uitwierp. De uitspraak luidt:

DE ROEPING.

Aangezien de verkondiging van het Evangelie de roeping is van de kerken in Indonesië, ontvangen allen, die het Evangelie verkondigen, HET BEVEL VAN DEN HEERE JEZUS DOOR BEMIDDELING VAN DE KERKEN IN INDONESIë.

De deputaten hebben dit paragraafje zonder eenige aanmerking doen passeeren. Al die in Indië gevestigde „kerlren" geven dus bevelen van Cihristus door. Hij geeft ze door haar „bemiddeling". Ook zonder dit laatste woord curieuselijk te onderzoeken, zouden we ds Duursema willen vragen: als nu eens al die door u en de uwen uitgeworpenen nog net op het nippertje naar Indië gegaan waren, en „cand. H. J. Schilder" hadden meegenomen, zou het dan zóó staan, dat Christus hem hi e r zei: ge m o o g t niet, en ginds: ge moet? En zoudt ge hem hier uitsluiten en ginds helpen ondersteunen? Neen, dat is geen railieeren. Het raakt 't fijne puntje: wij zijn niet door Christus, maar door H. H. Kuyper weggezonden; die heeft alleen maar 'n synodegroepje ervóór gespannen en die hebben Christus' naam gebruikt.

Maar ge kunt hier zien, hoe gemakkei ij k z e d a t d o e n.

K. S.

herhaald advies, II (SLOT).

Thans het laatste gedeelte van ds v. Teylingen's artikel.

We hoorden hem vertellen, hoe het moest, als er geen tijd gelaten werd, of althans factisch niet beschikbaar was voor bet volgen van een of andere procedure als ds V. T. voor den geest stond, een procedure voor het indienen van bezwaren tegen een kerkeUjke uitspraak. In dat geval moest de bezwaarde, vond ds V. T., zich afvragen, of hij ook gebruik zou willen maken van de hem gebod e, n tolerantie.

We merkten reeds op, dat dit advies een slag in de lucht is voor wie spreken wil over wat werkelijk gebeurd is: er is geen tolerantie gegeven. (Zie artikel prof. Holwerda, Ref. 19 Oct. '46). Bovendien is het gebruik maken van zoo'n mogelijke tolerantie uitgesloten, wanneer men het onderwerp, waarover de uitspraak loopt, MOET behandelen, en dan staat onder de verplichting, niets te leeren, dat niet heelemaal ermee overeenkomt. Het fabeltje, alö ware er werkelijk en officieel tot ons gezegd: niet bestrijden, had ds v. T. ons maar moeten besparen.

Maar nu verder.

Ds V. T. schrijft nu schoone zinnen:

Deze tolerantie vloeit voort uit een wijze zelfbeperking der kerk als 't gaat om dingen die niet 't hart van 't EJvangelie raken.

Ja, wat is nu het „hart" van een voor goddelijken openloaringsinhoud aangenomen sententie? Als de synode bindende uitspraken doet, dan gaat het haar toch altijd om 't hart, althans om wat ze ervoor houdt? Ds V. T. merkt op:

Of een bezwaarde haar gebruiken zal hangt m.i. af, voor een zeer groot deel van zijn kerkbeschouwing. Is deze beschouwing individualistisch, dan zal hij de tolerantie afwijzen, zijn eigen argumenten voor doorslaggevend verklaren, niet zijn ambt neerleggen, maar integendeel zich daarin met een rechtstreeks beroep op Christus (desnoods buiten zijn gemeente om) handhaven en overgaan tot wat hij reformatie en de kerk scheuring noemt. Is zijn kerkbeschouwing evenwel schrlftuurl ij k-organisch, dan zal hij de tolerantie gebruiken, zijn argumenten voortdurend toetsen, de kerk tot z.i. beter of in ieder geval minder eenzijdig belijden trachten te brengen, en bedenken dat als in de kerk, nadat zij reeds gesproken heeft, Schriftargument tegenover Schriftargument komt te staan, het kerkelijk leergezag voorlopig moet praevaleeren.

Ik geloof dat niet, hoe mooi het ook hjkt. Nogmaals: er was in 1944 geen tolerantie; ze is zelfs voorgesteld (mijn advies van 13 Dee. 1943, tot voorstel gemaakt door ds D. v. Dijk) maar rustig geweigerd. Overigens: staan de dingen zoo simpel? Men kan gevallen hebben, waarin een prediker, catecheet, hoogleeraar met 't grootste genoegen eigen meeningen in discussie geven wil (geen „individuaüst" zijnde), maar ingeval van binding noodgedwongen — en dit juist daarom — aan de schapen denkt. Eigenlijk vind ik ds v. T.'s spreken hier „individualistisch"; want hij spreekt ahnaar over dien é é n e n man, die diepzinnig denken kan; maar hij moest het hebben over de kudde.

Wil ds V. T. eens zeggen, wie individualist is: de professor, die zich veilig verschuilt achter zijn tolerantie-schutje, terwijl hij weet, dat men zijn c a n d i-daten het vuur aan de schenen legt^ bij 't kerkelijk examen, dan wel de man, die zegt: wilt gij mijn candidaten bij 't examen de verzekering afpersen, dat de meening van hun professor levenslang door hen zal verloochend worden, wel, pak dan maar meteen mijzelf aan, zie, hier ben ik?

Nog eens, wil ds v. T. eens zeggen, wie individualist is: de man, die indut, als men zijn ambtsbroeders uit de bediening heeft gezet, omdat ze niet beloven wilden, zlöh te houden aan een duideüjk verbod, terwijl later hijzelf — die dutter — rustig dat verbod mag overtreden; dan wel de man, die verklaart: als gij in Christus' Naam hen uitwerpt, die niet willen behandelen als onweersprekeUjk Woord Gods wat ik zelf weerspreken mag, wel, dan hoor ik bij die broeders?

Ds V. T. weet wel, dat ik dien eersten mensch individtalist noem, zoodra ik zijn schema volg; en ook, dat ik hem zeg: gij zijt die man.

Wonderlijk, en ontdekkend voor de amsterdammers, is dit:

Dit alles waarde collega, heb ik willen betogen. En ik ben van mening dat dit zuiver-Gereformeerd en echtkerkelijk handelen is. Inderdaad, 't had best kunnen zijn dat ik, zoals u het uitdrukt, , , aan uw zijde gestaan had, als U in de meerderheid geweest waart". Ook dan zou ik scheuring ongeoorloofd geacht hebben op dezelfde gronden. Hoewel in dat geval, naar mijn overtuiging, er geen scheuring zou gekomen zijn, omdat de minderheid zich geconformeerd zou hebben in echt kerkelijk besef, behalve wanneer de kerk positief zou zijn gaan leren, wat in 1942 is afgewezen (b.v. verliesbare wedergeboorte). Ik schaam mij voor deze bekentenis niet.

Ik zou me er wel voor schamen. Want het blijkt, dat ds V. T. eiken Zondag den Heere danken moet, dat zijn preekstoel (en avondmaalstafel) is beveiügd tegen de kwaaddoeners N. N., en in zijn hart denkt: maar a 1 s die N. N. de meerderheid geweest waren, dan had ik den Heere op 't oogentóik gedankt voor zijn wonderhjke leiding, die mij met hen vereenigd had. — Ja, maar, zoo zegt ds v. T., er zou dan geen scheuring geweest zijn. Bedoelt ds v. T., dat hij bij ons geweest zou zijn, indien de gravamina tegen 1942, b.v. van prof. Greijdanus en anderen waren aanvaard? Dan zou hij dus in dat geval hebben geprezen, wat hij nu in bond met de Overduin's etc. moet misprijzen. En nog steeds in het onderstelde geval zou hij zich

hebben verbonden tot niet binden, waar hij thans zich bond tot wel binden? Ik denk, dat «ir Ridderbos zich elastiscli distancieert van deze onderstellings-potentialissen.

Maar het fraaiste komt nog. Ieder weet, dat ds E. G. V. T. eiken Zondag adem haalt in een kring, waar ze het kerkelijk belijden zóó weinig „ten deele" noemen, dat ze een kerk welbewust decimeeren om der wille van enkele zinnetjes, die ze later gingen vrtjzigen, m.aar toch dadeUjk onverschrokken bindend maakten. En nu doet (? 3 v. T. net, alsof het in dat gezelschap zoo ruim ademhalen is, terwijl wij, die tegen de binding asn die zinnetjes optraden, en de schapen hebben beschermd tegen den dwang, om dat allemaal aan te hooren als goddelijke wijsheid, nu genaamd worden: onvoldoende doordrongen — nog wel vergelijkenderwijs — van het besef, dat het belijden maar ten deele is. De wereld wordt dus precies op haar kop gezet: hoor maar:

Wel zou ik het dan, zoals mij uit de ontwikkeling der dingen blijkt, waarschijnlijk moeilijker gehad hebben dan nu, onndat ik maar moeizaam adem halen kan daar waar men niet voldoende bedenkt, dat alle kerkelijk belijden „ten dele" is.

Nu moet ds v. T. niet verwachten, dat wij op de ketting zullen springen naar het recept: geef u eens één citaat, waaruit blijkt, dat We nemen de moeite niet; we ontdekken te rechter tijd, dat hij niet zegt: gij, vrijgemaakten, bedenkt het niet, doch: gij bedenkt het niet voldoende. Dsv. T. moet dat nu heusch nog maar eens aan den Heere zeggen: dat op het examen de beroepen predikant van Noordeloos NIET en de het beroep opzeggende kerk WEL het belijden voldoende „ten deele" achtte. Misschien ziet 'hij de schim van dien voormaligen candidaat dan heusch naast zich op den preekstoel staan: soms gebeurt dat, als ge iemand beticht van wat ge zelf doet en ook helpt doen.

Met dezen stand van zaken voor oogen hooren we verder ds v. T. verklaren:

Zo zou ik ook heus in staat zijn, als het de eenheid der kerk bevorderen kon, gelijk weleer Calvijn de Augustana te onderschrijven, hoewel ik meen dat daarin enkele dingen staan die uitgaan „boven hetgeen geschreven is".

We zullen maar niet ophalen, dat Calvijn, toen men hem wou b i n d e n, of anderen, later anders gehandeld heeft. Want wat geeft dat georeer? Als men iets onderteekent, dient vooraf eerlijk te worden gezegd, wat de handteekening inhoudt. Beteekent ze: instemming met de algemeene strekking, met b.v. de m e e'ste artikelen? Of: aanvaarding van eiken volzin als juist? Overigens moet ds v. T. maar eens curator van „Kampen" worden, en ons dan eens vertellen wat 'hij doet als een professor de Augustana onderschrijft, en Nauta een rapportje gaat opmaken om den man er vandaan weg te werken, met behulp van het , , onderteekeningsformulier". Houdt toch op met de vlucht uit de werkelijkheid. En hang noch dr Ridderbos noch uzelf een toleranten-prosoopon voor 't gezicht. We gaan verder:

Want ik ben er sterk van overtuigd, dat het kerkelijk belijden van de vroegste tijden af een voortdurend worstelen is geweest om de waarheid Gods te vertolken, v/aarbij ook wel eens , , één-eeuws-meningen" zijn geleerd. U, collega, als historicus, weet daar toch v/el van.

Hetgeen hier staat, kan blijkens het verband slechts dan als ter zake d i e n e n d erkend worden, als het beteekent: ik kan een belijdenis onderteekenen zonder wat er in staat te aanvaarden als evidente uitdrukking van Gods Woord. Dat is dus: haar principieele disputabelstelling. Geelkerki& nisme over heel de linie. Dat een beüjdenis één-eeuws-meeningen KAN uitspreken, is voor niemand iets nieuws, historicus of geen historicus. Dat ligt al in de erkeiming van haar appellabel-blijvén aan de Schrift opgesloten. Maar dat neemt niet weg: als iemand zegt: wij gelooven met het hart en bel ij den met dien mond, dan nemen wij dit alles aan als werkelijke uitdrukking van de Schrift; volgens ons inzicht is appèl op geen enkel ons bekend punt noodig. Wie het wèl op een bepaald punt noodig acht, onderteekent de door hem gewantrouwde passage NIET.

Overigens zegt ds v. T. te weinig, als hij verklaart, dat de kerk WORSTELDE. Dat is v/el zoo, maar wie onderteekent zegt: in DEZEN heeft ze OVERWON­ NEN. Anders onderteekent hij niet, zoolang onderteekenen inhoudt wat het zeggen wil voor den synodalen-ouderling, die ds v. T. op een Zondagmorgen „opbrengt".

Dus: ds V. T. teekent met voorbehoud? Hij gelooft, maar is niet verzekerd? Als hij niet jongleert met het woordje „want", dan is dit de eenige conclusie; reden voor ons herhaald advies. Dit gaat in tegen alle onderstellingen van zijn ouderlingen, die de wacht houden dat de preekstoel wordt beveiligd tegen de boosdoeners van '44. —• Tenslotte:

Er zijn telkens misgrepen geweest, denk eens aan de geschiedenis van de oude concilies, die na verloop van jaren weer wonderlijk werden hersteld. Zo beschouw ik de wijze waarop in onze kerken in 1936 de zaak begon, ook als een misgreep. En ik mag bij u mijn dogmatisch standpunt tegenover 't , , Praeadvies" wel bekend veronderstellen. Doch ik plaats mij in een worstelende kerk op de bodem van de feiten. Er is een beslissing gevallen. Het dreigde na Toelichting en Praeadvies een zeer eenzijdige te worden, binding aan een stukje dogmatiek en niet een overtuigend stukje! Maar de uitspraak zelf, in haar anti-remonstrantse strekking, had voor mij voldoende schriftuurlijke basis, om oppositie vanuit het evidente Woord Gods onmogelijk te maken.

Hoe kan toch een goed beginner zóó slecht eindigen? Ds V. T. plaatst zich NIET op den bodem der feiten: als hij dat wel gedaan had, zou hij, inplaats van over een hem niet voorgelegde Augustana te redenesren, het geval van den beroepen dominee van Noordeloos hebben ontleend: dat zijn de harde feiten. Dat gebaar in de richting van concüies, die den boel verknoeiden, terwijl het toch weer terecht kwam na jaren, is niet zakeHjk: ik heb een poging gewaagd, 13 Dec. 1943, om de zaak in 't reine te krijgen, en dus om met OPSCHORTING der binding en van den dwang op candidaten geoefend, o m z i c h t e verklaren te BLIJVEN praten. Maar men moest en zou zich binden, aldus ihet harde feit van een brutaal besluit.

En dan moeten we tot overmaat van ramp nog lezen: e mtspraak inzake het „voor wedergeboren houden" was antl-remonstrantsch van strekking, en had DAAR­ OM voldoende (laat ons zeggen:51 pet ) fachriftuurlijke basis (!!!) om oppositie uit het evidente Woord Gods onmogelijk te maken ? ? ? De brochure van ds v. T. destijds was dus een brochure, niet uit het evidente Woord? Wat deed ze dan op onze tafel?

Overigens beklaag ik de ouderlingen van ds v. T. evenzeer als hemzelf. Een POSITIEVE leeruitspraak, die men moest naspreken, of altiians niet mocht tegen-.spreken, wordt hier aanvaard, niet om wat er in E t a a t, doch om wat de „s t r e k k i n g" is? Nu begrijp ik waarom ds v. T. de Augustana kan onderschrijven: hij kan bijvoorbeeld de consubstantieatie-leer in haar anti-roomsch'e strekking aanvaarden als voldoende schriftuurlijke basis hebbende, voldoende om oppositie vanuit het evidente Woord onmogelijk te maken? Ik kan hem meer uitspraken van a n t i-roomsche strekking presenteeren: barthiaansche b.v. Ook maar onderteekenen, als „de kerk" 't beveelt?

Hoe het zij, de gravamina tegen 1942 KUNNEN nooit juist argumenteeren, volgens deze logica, en de concilies van Berkouwer-Duursema zulien nooit „woniderUjk herstel" behoeven te geven. Oppositie uit het evidente Woord Gods is immers „onmogelijk" (!). Het „neen" is onmogeUjk, het „ja" dus ook, WEUit als ik uit 'het evidente Woord Gods (is er soms ook een niet-duideüjk Woord Gods? ) geen , , njeen" kan afleiden, dan kan ik er ook g e e n „ja" u i t a f 1 el d e n. Ds v. T. onderteekent dus „t usschen ja en nee n". De barthiaansche professoren der herv. kerk kunnen vroolijk zijn.

Hier de nagift:

Het spijt mij daarom zeer dat Prof. Veenhof in de „Reformatie" bij zijn weergave van mijn dogmatische bezwaren, hoe objectief ook, m'n in dit opzicht duidelijk uitkomende gevoelen heeft weggelaten en mij zo, ik vertrouw otbedoeld, onrecht heeft aangedaan.

Collega Veenhof kan des verlangd daar zelf wel op ingaan. Overigens vrees ik, dat voortaan niemand ds V. T. objectief kan weergeven na deze expectoratie. Verder:

'n Lange en diepgaande discussie was nodig geweest, die vooral door de vrijmaking werd onderbroken.

Waarom? Wij bij ons kunnen nu weer vrij spreken, en ds V. T. voelt zich niet onvrij; wat zou een diepgaande discussie verhinderen? De vrijmaking i s juist de eenige v o o r w a a r d e gew e e s t om de discussie weer vrij te maken, want anders waren we allemaal gebonden geweest, om niets te leer en dat niet heelemaal, etc. — Slotzin:

In de kerk bracht zij de , , vervangingsformule", als een belangrijke stap uit de gevaarlijk-dreigende eenzijdigheid vandaan.

Lees na dat zinnetje nog eens het artikel van prof. Holwerda, Reformatie, 13 April '46-Die zegt het wat anders: geen „belangrijke" stap, maar een goddelooze.

Prof. Holwerda had gelijk. En ds v. T. moet maar eens hardop zeggen, Zondagmorgen, dat hij de kinderen beschouwt naar een misschien wel één-eeuwbeschouwing, maar ze toch maar al' vast daarnaar behandelt.

Maar geef mij liever een dominee, die mij Zondag zegt, wat hij z o n d e r r e s e r v e met m ij gelooft.

K. S.

Ultimatum: zich neerleggen.

Een van de kerken, waar al spoedig het geweld van de beruchte synodebeslissingen zich deed gelden, was die te Assen.

Een volledig overzicht van wat daar gebeurde, kan hier nog niet worden weergegeven. We herinneren alleen maar aan het feit, dat één der predikanten van deze gemeente, ds B. A. Bos, op 18 Aug. 1944 door de synode als lid geschorst werd, omdat hij zich gesteld had achter de actie der bezwaarden en ook op de vergadering te Den Haag was aanwezig geweest.

Nadat ds Bos den kerkeraad te Assen had aangespoord, zich openlijk vrij te maken van de beslisstugen der synode, besloot de kerkeraad in meerderheid dit voorstel af te wijzen. Een deel der ambtsdragers conformeerde zich niet aan deze beslissiug. Zij ont­ vingen ieder van den kerkeraad het volgende ultimatum:

„Verklaart ge U, zij het met behoud(t) van uw gevoelen, dat ge nader wilt toetsen, bij de inzake uw voorstellen (door U gesteunde voorstellen), door den kerkeraad genomen beslissing neer te leggen, met dien verstande, dat ge in prediking en pers, en allen ambtelijken arbeid, U zult onthouden van propageering der in uw voorstellen (door u gesteunde voorstellen) neergelegde gedachten en van nastreving der daarin aangewezen doeleinden, om blijvende bezwaren tegen de door U bestreden synodale beslissingen slechts te willen uiten in den kerkelijken weg van gravamen? "

Op deze voorgelegde verklaring werd antwoord verzocht „op Donderdag 31 Augustus a.s., des voormiddags 12 uur".

Toen de bezwaarden met „neen" antwoordden, volgde hun voorloopige schorsing. Hier volgt de tekst van het besluit tot schorsing van de ouderlingen:

„De Kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Assen in zijn vergadering van 1 September 1944 kennis genomen hebbende van de verklaring der Broeders G. Eshuis, A. Kieft, J. Sturing en B. Vos, dat zij zich bij de besHssing van den kerkeraad inzake de tot verbreking van het kerkverband leidende voorstellen van ds B. A. Bos, ingediend op de vergadering. van 15 Aug. 1944 niet wenschen neer te leggen, maar van gevoelen blijven, , dat zij zich aan de leerbeslissing inzake het Genadeverbond en het Zelfonderzoek door de Generale Sjmode genomen, niet kunnen binden en de tuchtoefening der Generale Synode over dr K. Schilder niet voor vast en bondig te kunnen houden, spreekt uit, dat zij zich in deze uitspraken schuldig maken aan de in ari; ikel 80 van de K.O. genoemde zonde van scheurmaking en besluit hen, tot volgens art. 79 D.KO. met een genabuurde Kerk een gecombineerde vergadering zal zijn, die hierover 'zal oordeelen, voorloopig te schorsen in hun ambt van Ouderling der Gereformeerde Kerk van Assen".

De haast was weer groot! De volgens art. 79 K.O. vereischte vergadering met den naburigen kerkeraad kon niet worden afgewacht. En dat, terwijl die vergadering één dag later gehouden werd: op 2 September 1944! Daar werd tot schorsing besloten. De tekst van dat besluit is practisch, gelijk aan dien van het voorloopig vonnis van den kerkeraad te Assen. Het slot voegde er echter nog deze zinsnede aan toe:

„...... teneinde hun gelegenheid te bieden hun afdwaling te behjden en zich alsnog bij de beslissing des kerkeraads neer te leggen, waartoe de kerkeraden van Assen en Smilde hen met allen aandrang opwekken en waartoe zij van den Heere bidden dat Hij hen geve alles wat zij in dezen weg behoeven".

Ook hier is het bederf van het kerkleven weer duidelijk. „Zich neerleggen" of conformeeren — dat was al weer de ultimatieve eisch. Let op de duidelijke opsomming: „in prediking en pers, en allen ambtelijken arbeid, U zult onthouden van propageeren der in uw voorstellen (door u gesteunde voorstellen) neergelegde gedachten en van nastreving der daarin aangewezen doeleinden". De ambtsdragers mochten wel denken, dat de leer en tucht der synode onschriftuurUjk waren, en ze mochten ook wel een schriftelijk gravamen indienen, maar op huisbezoek en in de pers mochten ze niet zéggen en schrijven, wat hun innerlijke overtuiging was Voorts werden zij gevonnist vanwege hun geïiandhaafde bezwaren tegen de synodale leer en tucht (ook de eerste!). En hun weigering wordt officieel aangemerkt als zonde van scheurmaking, als een afdwaling, die zij zullen hebben te behjden!

Het is goed op deze uitspraken te letten. Want de verdoofde herinnering heeft zoo langzamerhand alleen maar de voorstelling overgehouden, dat die bezwaarde broeders „er uit liepen" en eigen .kerkdiensten gingen houden, en dat ze daarom wel als scheurmakers moesten worden gevonnist. Maar wij houden de synodale uitspraken in gedachtenis, waarin de weigering om binnen het kerkverband de genomen beslissingen uit te voeren kortweg aanged^dd werd als „zonde van scheurmaking".

L. DOEKES.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? VII.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's