GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Verband en Verbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verband en Verbond

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(IV)

Verslag wordt gegeven van een bespreking van twee leden van het Voorloopig Comité van het Geref. Soc. en Ec. Verband met twee belangstellenden, die zich hadden aangemeld, doch die geen lid zijn van de (vrijgem.) Geref. Kerken.

Bij de bespreking ten huize van den heer van Oord hadden wij er ons uitsluitend toe bepaald, de officieele stukken, zooals deze destijds in opdracht van de Synode waren uitgegaan, in geding te brengen en met name kwam daarbij in behandeling het Synode-geschrift betreffende de schorsing van prof. Schilder. Wij toonden aan, dat op de vraag van prof. Schilder of mogelijk te zijnen opzichte niet was gestreefd naar een te strenge conclusie, van synodewege was geantwoord, dat dit allerminst het geval was en dat men integendeel welbewust-^-ik citeer nu letterlijk — de grove zonde van openbare scheurmaking of van scheuring en openlijke verachting der kerkelijke orde bij prof. Schilder had wille nconstateeren. Om voor een keer eens de op ons toegepaste terminologie van de beide heeren te gebruiken, was hier dus de vraag aan de orde gesteld: laat gij U nu niet te veel leiden door een zwart-wit-schema? En het antwoord was geweest een volstandig handhaven van het verschrikkelijk oordeel in vollen omvang en met nadrukkelijke stipulatie in onderdeelen. Reeds eerder was in een gepubliceerd rapport, dat in hetzelfde geschrift ongerectificeerd in druk kwam, de vreeselijke besehuldiging neer geschreven, dat prof. Schilder, dien men wel mag noemen , , la béte noire", het zwarte schaap van de synodocratie, zich door zijn houding had schuldig gemaakt aan van van ink de in art. 8 0 genoemde zonde het begeeren aan te richten tweedracht, sekten en muiter ij e r k e n".

Wij wezen de beide heeren erop, dat wij nu niet anders deden, dan hun eigen kerkelijke aanwijzingen volgen en aanhooren wat zij nu, telkens als de Avondmaalstafel in het midden hunner kerken staat aangericht, belijden ten aanzien van al degenen, waarvan er dus minstens één nadrukkelijk als zoodanig was aangewezen, die zich aan zulke ergerlijke zonden schuldig maakten, n.l. dat dezulken geen deel hebben in het rijk van Christus. Met dit telkens herhaald anathema was dus wel de band der christelijke gemeenschap doorgesneden. Het was deze de consciëntie benauwende zaak, welke wij den beiden heeren voorhielden. Dat tegenover zulke feiten, die zoo duidelijk hun eigen, alleen mogelijke interpretatie in de scherpst denkbare bewoordingen meebrachten, hetgeen bovendien nog nadrukkelijk uitgesproken w e l b e w u s t naar voren werd gebracht, het niet aanging te spreken van bedoelingen, die anders zouden zijn geweest dan duidelijk was uitgesproken, moest den beiden heeren zoowel als ons duidelijk zijn. Hier werd dan ook niet de zwakste, laat staan een extreme conclusie onzerzijds getrokken, doch een constateeren van datgene, waarop men zelf welbewust de aandacht had gevestigd. Dat het hier niet ging om een speciaal gevAl, rakende prof. Schilder of wijlen prof. Greijdanus, wien men ook nadrukkelijk overtreding van verschillende geboden Gods als grond voor zijn schorsing had ten laste gelegd, doch dat dit linea recta raakte ieder kerklid, dat zich solidair verklaarde in gedachte, woord en handeling met deze beide hoogleeraren en dat dus al zulke kerkleden precies hetzelfde banvonnis raakte en nog dagelijks achtervolgde, waar niets werd herroepen, werd eveneens den. beiden heeren voorgehouden. Hoewel ook de leerstellige uitspraken van hun Synodevergaderingen, welke voor ons onaanvaardbaar waren, in de discussie waren betrokken, bleek wel, dat dit voor de beide heeren geen bezwaar opleverde. Het feit, dat deze leerbeslissingen eenige malen achter elkander gewijzigd en door andere vervangen moesten worden, vormde ook voor hen, die beiden bijzondere ambtsdragers zijn in de synodocratische kerken, een beschamend feit.

Wanneer wij U dit uitvoerig verslag uitbrengen, dan "geschiedt dit, omdat zij, die in de vorige vergadering daartoe opdracht gaven, recht hebben onze handelingen in dezen te beoordeelen. Naar het ons voorkomt, gaat dit gereleveerde onderhoud uit boven het incidenteele en liggen hier aanwijzingen in, hoe ook in eventueele toekomstige gevallen gehandeld zou kunnen worden. Men hoort den laatsten tijd herhaaldeUjk den roep om te komen tot samenspreking. Welnu, hier was een samenspreking, sfeer en toon waren volgens wederzijds oordeel uitnemend, nadrukkelijk verklaarden wij ons bereid tegenover het door ons gestelde, tegenargumenten in overweging te nemen, doch het resultaat was allerbedroevendst. Met een onbewezen beschuldiging, dat wij ons aan een zwart-wit-schema bezondigden, werd er 'n abrupt einde gemaakt aan het gelegde contact en het begonnen overleg, terwijl men het aan God den Heere overliet, ons daarvan te verlossen.

Alles overziende zijn wij van oordeel, dat wij deze gevoerde besprekingen en gehouden briefwisseling niet alleen met een vrije consciëntie aan U kunnen voorleggen, doch ook aan Hem, die oordeelt een rechtvaardig oordeel en Die ieders werk in het gericht zal brengen, Wien wij het oordeel overlaten.

Gelet dezen gang van zaken hebben wij gemeend, den beiden heeren geen convocatie voor deze vergadering te kunnen zenden, hetgeen wij ten zeerste betreuren, doch wat, naar wij vertrouwen, Uw instemming zal hebben.

Thans terugkeerende tot het begin van mijn inleiding, wil ik de noodzakelijke verduidelijking en aanvulling gaan geven bij het ontkennende antwoord op de vraag of in de woorden Verband en Verbond mogelijk twee gevarieerde termen voor één en dezelfde zaak door mij waren gebezigd.

Inderdaad bedoelen wij met het Verbond iets anders dan met het' Verband.

Ten aanzien van het Verband hebben wij gesteld en willen wij als gedragsUjn trouw blijven volgen, dat allen, die zich met grondslag en doelstelling van ons Verband accoord kunnen verkaren en ten aanzien van wie geen ethische verhinderingen gelden om hen in deze samenwerking op den overeengekomen grondslag te aanvaarden, onverschillig of zij al of niet lid zouden zijn van een werkgevers-of werknemers-organisatie, als het Verbond van Chr. Werkgevers en het C.N.V., ons welkom zijn.

Reeds in de vorige vergadering bleek echter, o.a. uit hetgeen door broeder Wijnands uit Wormer, alsook uit hetgeen door broeder Mast uit Zeist naar voren werd gebracht, dat, al konden deze broeders zich geheel vereenigen met den opzet van het beoogde Verband, er voor hen toch noodzakelijkerwijs lag en met hen voor tal van Gereformeerde belijders, bij den principieel onbevredigenden en voor hun consciëntie onhoudbaren gang van zajten in het C.N.V., te komen tot een anderen vorm van eigen vakorganisatie.

Ongetwijfeld hebben we sindsdien allen kennis gekregen van den strijd, dien de heer Basoski als vakbestuurder van het C.N.V. heeft gevoerd. Zijn brochure „Die rijk willen worden" geeft ons een duidelijk inzicht in deze materie, alsook in den afloop der zaak, zooals deze gelet grondslag en optreden in de praktijk van het C.N.V. helaas te verwachten viel.

Ook de heer Wijnands, die een groep bezwaarden in het C.N.V. in gehouden vergaderingen in een voorloopig verband vereenigd had, kwam, zooals door hem inmiddels is gepubliceerd, bij het aan de orde stellen van de principiëele bezwaren tot hetzelfde negatieve resultaat.

Hoewel wij als V.C. geen andere opdracht hadden, dan ten aanzien van het Verband, meenden wij toch geheel in den geest van de vorige vergadering te handelen, wanneer wij ook aan deze zaak van de praktische organisatie aandacht zouden geven. Hetgeen dan ook is geschied in eenige vergaderingen.

Het bleek, dat niet alleen in werknemerskringen ernstige bezwaren leefden t.o.v. het C.N.V., ook de leden van het V.C., die een positie als werkgever innemen, hadden ten aanzien van het Verbond van Christelijke werkgevers ongeveer analoge bezwaren.

Bij de bespreking met de vorenvermelde beide heeren; die zich als belangstellenden voor ons Verband hadden opgegeven, was wel gebleken, dat wij, wat aangaat déze bezwaren, onderling eenzelfde gedachte hadden. Deze beide heeren drukten het zelfs zóó uit, dat wij samen wat onze opvattingen betreft, in het Verbond van Christelijke werkgevers als eenlingen stonden. Ook daar: het vooropstellen van het z.g. algemeen christelijke, het aanvaarden o.a. van Barthiaansche voorlichters en het meegaan met den geest van dezen tijd, in het streven naar sociale, in wezen socialistische hervormingen.

Bij onze besprekingen in het V.C. was ons steeds gebleken, dat wij, ook al namen wij in het maatschappelijke leven een geheel verschillende positie in als werkgever en werknemer, wij toch, zooals de heer Wijnands het uitdrukte, elkander zoo goed hadden verstaan en zoo eensgezind de zaken, die voor onze aandacht kwamen, hadden behandeld met elkander. Bij ons allen leefde dan ook deze gedachte, wanneer het moet komen, behalve tot vorming van een Verband, tot stichting van een Verbond, zou het dan niet mogelijk zijn, dat hiervoor een vorm wordt gevonden, waarin wij als broeders bijeen zijn in één organisatorisch verband, dat dan den naam van Verbond zou moeten dragen. Ter onderscheiding van het Sociaal en Economisch Verband zou deze andere organisatie den naam kunnen dragen, zoo noodig door een betere gaarne te vervangen, van GEREFORMEERD MAAT­ SCHAPPELIJK VERBOND. In dit verband dachten vaj ons twee zelfstandige secties, ieder met eigen rechtspersoonlijkheid, blijvend federatief verbonden in het ééne Verbond. Men zou dan b.v. de ééne sectie kunnen aanduiden als Gereformeerde Werknemers Vereeniging en de andere als Gereformeerde Werkgeversvereeniging, gesteld het zou beslist noodig Tslijken voor het praktisch werk twee deelen met eigen rechtspersoonlijkheid in te stellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Verband en Verbond

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's