GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeenschap in de arbeid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN

VI

Als R.K. Solidaristisch ideaal.

Wanneer wij met de recente, geschetste ontwikkeling van liberalisme en socialisme voor ogen deze beide humanistische maatschappelijke stromingen, wier zin tot gemeenschap in onze beide vorige artikelen aan de orde kwam, alvorens tot een beschouwing van het R.K. Solidarisme over te gaan ook nog even onderling vergelijken, dan treft het ons, dat wij hier een naar elkander toegroeien kunnen waarnemen. Terwijl vooral in de laatste decennia, zoals ook iraplicite begrepen is in de geciteerde erkenning van het Rapport van de P.v.d.A. betreffende meerdere sociale belangstelling in ondememerskringen, de liberale denkwereld zich steeds meer ernstig is gaan instellen op de sociale zijde van het maatschappelijk leven, daar kan van het Socialisme worden gezegd, dat de ontwikkeling in de richting van het Personalistisch Socialisme het heeft gebracht tot een verzachting, , althans tot een meer op de achtergrond dringen van de marxistische klassenstrijd-these. Er zijn er zelfs geweest, die de stelling aandurfden, dat Jiet marxisme door het socialisme overwonnen zou zijn. Deze optimistische waardering zouden wij niet gaarne voor onze verantwoording nemen. Wij brengen in rekening, dat in de P.v.d.A. vogels van diverse pluimage — volgens het genoemde rapport moeten wij zelfS'}jrekening houden met zeer uiteenlopende levensbeschouwingen — in de laatste jaren bijeen zijn gekoinet}. Dit maant tot voorzichtigheid om niet al te spoedig bepaalde veranderingen als principieel en blijvend op te vatten. Zal deze partij trekkracht

willen blijven behouden op de sterk links gerichte volksgroepen, dan zal het revolutionaire geluid niet kunnen worden gemist en de Partij van de Arbeid heeft er ongetwijfeld in haar midden, die pp grond van eigen persoonlijke levensbeschouwing, op'het beleven waarvan ook zij evengoed als de anderen binnen Partijverband recht hebben, het meer radicale socialistische geluid, zoals wij dat uit het verleden kennen, kunnen voortbrengen. Vandaar dan ook, dat het streven naar maatschappelijke veranderingen, ook wanneer dit wordt nagestreefd langs reformistische, geleidelijke weg, toch steeds bij tijden vergezeld gaat van het verwijderd gerommel van revolutionaire dreiging, wanneer richting of tempo .van de hervormingen niet aan de wensen voldoen. Op deze lijn plaatsen wij ook, dat, ondanks het propageren van de idee der bedrijfsgemeenschap en van het schema der daarvoor gedachte organen, nog nimmer principieel afstand is gedaan van het zich toch met de idee van de bedrijfsgemeenschap — en dan nog wel in publiekrechtelijke vorm — in geen enkel opzicht verdragende recht van staking. Men zou ons hier kunnen tegenvoeren, dat de politieke organisatie van de P.v.d.A. toch officieel met de klassenstrijd gebroken heeft, doch dan plaatsen wij daartegenover, dat de sociale organisatie van het N.V.V. nog volledig onder invloed van de klassenstrijd staat en van de grote raassa van. zijn leden geldt dit o.i. evenzeer. Waar, gelijk mag worden aangenomen, de overgrote meerderheid der leden van het N.V.V. politiek hun stem uitbrengen op de P.v.d.A., daar bespeuren wij hier een dualisme, dat ons onzeker doet zijn ten opzichte van de principiële waarde van dit loslaten van de klassenstrijd in het politieke verband.

Wat nu de figuur van liberalisme en socialisme betreft, zij missen in hun organisatie bij hun in het ethische, humane positie kiezende fundering, de normering ener erkende, Goddelijke Openbaring. Op dit punt staat het Socialisme, ook in zijn nieuwere vorm, nog precies op hetzelfde standpunt als waarop Troelstra reeds in het begin van deze eeuw stond en het Socialisme in het algemeen met hem, dat godsdienst privaatzaak is. Het Liberalisme denkt er precies zo over. Beide kennen aan de religie, bij alle achting die men aan deze, als aan een geestelijke waarde, die buiten partij of beweging ligt, toedraagt, geen primaire, beslissende betekenis toe in hun organisaties. Bij zoveel overeenstemming en bij afnemende onderlinge verschillen, behoeft het niet te bevreemden, dat de vraag naar het in deze tijd kenmerkende principiële verschil tussen Liberalisme en Socialisme aan de orde wordt gesteld. Zo heeft b.v. de N. R. Crt in haar kolommen, in de nummers van 22, 24, 28, 30 en 31 Juli en 5 Augustus, een discussie geopend tussen een schrijver • van liberale en een schrijver van socialistische zijde, over deze nog aanwezige verschillen, zoals ze partij-organisatorisch tot uitdrukking komen in P.v.d.A. en V.V.D. Deze artikelenreeks draagt als titel „Conservatief of vooruitstrevend? ", waaruit blijkt, dat de onderlinge verschillen zij het ook nog veronderstellenderwijs worden besproken onder het aspect van het behoudend of meer conservatief zijn van een van beide richtingen. Beoordeeld naar het optreden naar buiten valt waar te nemen, dat het Liberalisme ook bij zijn toegenomen sociale inslag toch blijft handhaven zijn karakter van kampvechter voor de vrijheid uit de trias „vrijheid, gelijkheid en broederschap", terwijl het Socialisme meer uitgesproken opkomt voor gelijkheid en broederschap. Zich geplaatst ziende in een positie van oppositie tegen extreem collectivistische strevingen als van het internationaal communisme, moge ook bij de personalistische inslag van het tegenwoordig Socialisme het ideaal der individuele vrijheid mede op de voorgrond zijn gaan treden, dit neemt toch o.i. niet weg, dat het Socialisme zelf allerminst vrij is van collectivistische tendenzen, gelet het geporteerd zijn voor socialisatie en Plan-Economie, waarbij aan de Overheid een zeer aanzienlijke, centrale en centraliserende functie en plaats in het economisch en sociaal bestel is toegedacht.

Richten wij nu vervolgens onze aandacht op het R.K. Solidarisme, dan hebben wij daarmee voor ons een stroming binnen het Rooms Katholicisme, die tegenwoordig ongetwijfeld de meest toonaangevende is. Binnen de wallen van het Rooms Katholicisme huizen behalve de solidaristische, ook nog wel meer radicaalsociale groeperingen. Wat de laatste betreft kan b.v. genoemd worden de. radicale Oostenrijkse school, na de eerste wereldoorlog, waartoe Orel, Hohóff, Horvath en Ude behoorden, men kan ook voorts daartoe rekenen het optreden van die R. Katholieken, welke zich politiek in de P.v.d.A. hebben georganiseerd en blijkbaar in de meer gematigde, solidaristiseh ingestelde R.K. partijgroepering zich niet meer konden vinden.

De naam Solidarisme is afkomstig van Heinrich Pesch S.J., die daarmee een bepaalde toepassing van de filosofie van Thomas van Aquino op het sociale en economische leven ging benoemen. In de inleiding op het door hem uitgegeven Lehrbuch der Nationaleconomie, deel I, schrijft hij dienaangaèinde: „In der Mitte zwischen beiden Extremen einer absoluten Zentralisation und einer absoluten Dezentralisation steht ein drittes System, dem wil den Namen „Sölidarismus geben willen." (Het midden houdende tussen beide V extremiteiten van een absolute centralisatie (waarmee het socialisme is bedoeld, G.) en een absolute decentralisatie (waarmee het individualistisch liberalisme is bedoeld, G.) staat een derde systeem, waaraan wij de naam „Solidarisme" willen geven). Dat het solidarisme het midden zou houden tussen socialisme en liberalisme is ook opgemerkt door een R.K. schrijver als Aengenent. Deze midden-positie, waarop vidj nóg nader terugkomen, is te verklaren uit de critiek, die in de bekende Pauselijke Encyclieken „Rerum Novarum" (1891) en „Quadragesimo Anno" (1931), beide kerkelijke, gezaghebbende documenten, die in combinatie de principiële grondslag gelegd hebben voor het tegenwoordig R.K. Solidarisme, aan het woord is tegen Liberalisme en Socialisme.

Een wijsgerige definitie van het Solidarisme treffen wij aan in het werk „Wijsgerige Gemeenschapsleer" van P. Dr Mr Angelinus O.F.M. Gap. Wanneer deze op blz. 181 verklaart: „Het solidarisme is Wezenlijk hierdoor gekenmerkt, dat het zowel de zelfstandigheid van de menselijke persoon, als zijn deelzijn erkent, en daarmee samenhangend, enerzijds de persoonlijke rechten van de mens veilig stelt tegenover buitensporige aanspraken van de Staat, en: anderzijds toch tevens de' plichten tegenover de gemeenschap ethisch fundeert." Deze wijsgerige karaktertekening maakt reeds dit wel duidelijk, dat wij met dit R.K. Solidarisme te doen. hebben met een beschouwing van de gemeenschap, die zich zowel richt tegen de pur sang individualistisch Liberalistische gemeen- Bchapsbeschouwing, die de Duitse filosoof uit het begin der vorige eeuw, Max Stimer, deed spreken van de gemeenschap als van een „Verein von Egoïsten" (Vereniging van egoïsten) als tegen die van het collectivistisch socialisme. Volgens dit R.K. Solidarisme moet de mens de gemeenschap dienen, offers voor haar brengen, en dit niet uit berekening, tuk op eigen belang, hetgeen individualistisch zou zijn, ook niet uit belangstelling voor de gemeenschap, alsof deze een dusdanige eigen waarde en superioriteit zou bezitten, dat de individuele mens geheel ondergeschikt zou zijn aan de gemeenschap, wat een totalitaire zienswijze zou verraden, maar uit zuivere saamhorigheidsoverwegingen. Dit bepaalde karakter ligt ook zeer duidelijk uitgesproken in het woord „Solidarisme", dat wijst op solidariteit, verbondenheid, saamhorigheid. Zoals uit bovenstaande karakterbeschrijving van het solidarisme blijkt, volgen wij dus niet een schrijver als J. F. P. Dijkhuis, die in zijn boek „De Rechtsgrond van het Medezeggenschap" onder het Hoofdstuk „Het Corporativisme en Solidarisme" naast de R.K. Sociale leer, ook het Lutheranisme, Calvinisme en tenslotte zelfs het Nationaal-Socialisme en Fascisme als „andere solidaristische leren" bespreekt. Wij zouden de naam Solidarisme, mede op grond van het feit, dat voor zover ons bekend voor het eerst de genoemde R.K. schrijver Heinrich Pesch S.J. deze naam op de R.K. sociale leer ging betrekken, voor deze R.K. stroming willen reserveren. Ter onderscheiding van de andere, genoemde stromingen staan ons wel betere in hoofdzaken principieel typerende termen ter beschikking, nog afgedacht van de overweging, dat wij de toepassing van de term solidarisme op fascisme en nationaal-socialisme verwarrend en onjuist vinden, ook al zien wij wel punten- van overeenkomst met deze bewegingen.

Van R.K. zijde, met name ook door de reeds genoemde publicist, pater Angelinus, is er gewezen op een bepaalde overeenstemming, die er zou bestaan tussen dat Solidarisme en het tegenwoordige Personalistisch Socialisme, daar hij in een noot onder pag. 185 van zijn boek verklaart „In zijn ^rondtrekken (bedoeld is het personalistisch socialisme, G.) stemt het overeen met het Solidarisme, daar het van onaantastbare persoonlijkheidsrechten uitgaat en tevens strikte rechten toekent aan de gemeenschap." Toch kenne men aan deze verklaring niet te veel waarde toe, daar de schrijver er in één adem bijzegt „Het personalistisch socialisme, als maatschappijleer genomen, vertoont nog te weinig eigen kenmerken om voor een afzonderlijke behandeling in aanmerking te komen". In feite heeft dan ook die door Pater Angelinus geobserveerde overeenstemming- tussen solidarisme en personalistisch socialisme, hoezeer ook o.i. terecht en daarmee meteen principieel de zwakke stede bloot leggend van beide, bij hem geen andere waarde dan wat hij als overeenstemming in grondtrekken tussen R.K. solidarisme en personalistisch socialisme meent te kunnen waarnemen, door hem als reeds in het van oudere datum zijnde R.K. solidarisme begrepen wordt geacht te zijn. Een geheel andere vraag is, of de R. K. volksmassa de punten van principieel verschil, die er volgens R.K. publicisten tussen beide, genoemde stromingen wel degelijk bestaan, dermate beseft, dat zij zich bij het eigen solidarisme zou houden en niet tot het personalistisch socialisme zou begeven. Op dit punt hebben de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer een merkwaardige verschuiving in de richting van het Personalistisch Socialisme te zien gegeven van een groot aantal R.K. kiezers. Dit zal ongetwijfeld aan R.K. zijde tot nadere principiële bezinning en afbakening dwingen. In ons volgend artikel hopen wij, na deze meer algemene oriëntering nog iets nader op 'dit R.K. Solidarisme in te gaan, waarbij wij dan de gelegenheid zullen vinden ook over die overeenstemming tussen R.K. solidarisme en Personalistisch Socialisme het een en ander op te merken.

' P. GROEN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's