GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Revue 1994 - pagina 61

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Revue 1994 - pagina 61

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De besten kunnen dan doorstromen naar een tweejarige vervolgopleiding, waarna de 3 a 4 procent allerbesten kunnen doorstromen naar een echte onderzoeksopleiding. Volgens Wiegersma is er geen maatschappelijke vraag naar het enorme aantal mensen dat nu een academische opleiding volgt. Momenteel stroomt 40 procent van de jongeren door naar het hoger onderwijs, maar het merendeel daarvan heeft geen wetenschappelijke ambitie. "Wetenschapsbeoefening is in de huidige tijd een beroep, dat evengoed geleerd moet worden als elk ander vak", zei hij. Maar volgens hem zou slechts een zeer beperkt aantal studenten tot die 'beroepsopleiding' toegelaten moeten worden. De voorzitter van de Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid dr ir H.L. Beckers, oud werknemer van Shell, leverde kritiek op de inleiding van Brinkman. Hoewel hij zichzelf een groot voorstander van de vrije markt noemde, vroeg hij zich af of de onderwijsmarkt zich via financiële prikkels laat reguleren. "Er is geen duidelijke markt. De consumenten weten niet wat ze willen en de aanbieders evenmin. Het uitdelen van financiële prikkels heeft dan weinig zin." Hij ziet in de toekomst het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs dichter naar elkaar toe groeien. Daarbinnen zullen dan verschillende leerstromen ontstaan: een beroepsgerichte en een wetenschappelijk gerichte stroom. Deze laatsten zouden vooral gelieerd kunnen zijn aan onderzoekscholen. Beckers zei de toestroom mede te willen reguleren via studentenstops voor opleidingen waar afgestudeerden moeilijk een baan kunnen vinden. Hoogleraar maatschappij- en cultuurgeschiedenis in Limburg prof. dr A. Labrie toonde zich huiverig voor drastische ingrepen omdat de gevolgen

daarvan vaak niet te overzien zijn. Hij constateerde dat nu al binnen het bestaande systeem mogelijkheden zijn voor bijstelling en meer differentiëren van het onderwijs-aanbod. Daarbij sloot hij niet uit dat de toelatingseisen tot de universiteit omhoog moeten, door bijvoorbeeld meer eisen te stellen aan het gevolgde vakkenpakket op de middelbare school. De Amerikaanse hoogleraar filosofie aan de Yale Divinity School prof. dr N.P. Wolterstorff, die ook nog aan de VU heeft gedoceerd, was overgekomen om het meer spirituele deel van de discussie te verzorgen. Hij hield een uitgebreid betoog over het ontstaan van de liberale universiteit die meent dat in het wetenschappelijk debat alleen maar de Rede recht van spreken heeft. Wolterstorff concludeert echter dat binnen de universiteit waarden en normen altijd een rol blijven spelen. "De universiteit is onlosmakelijk verwikkeld in de vraag: wat is het goede leven? We komen allemaal bijeen in de openbare arena, elk met ons eigen geloof of opvatting van het goede, om daar met elkaar een dialoog aan te gaan en te proberen van elkaar te leren om die gemeenschappelijke grond te ontdekken die ons in staat stelt in vrede samen te leven." Opponent prof.dr H.J. Pleij, hoogleraar Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam kon het pleidooi van Wolterstorff alleen maar beamen, maar vroeg zich af waarom er van die 'kritische' universiteit zo weinig terechtkomt. "Misschien ligt het aan de studenten", vroeg hij zich hardop af. "Zij zijn Immers in een positie gemanoevreerd, die hun geleerd heeft om het volgen van onderwijs allereerst te zien als een persoonlijke investering voor het verkrijgen van een welvaart die eerder materieel dan spiritueel gedefinieerd is." Volgens Pleij is het moreel onder de studenten zodanig

vrije Universiteit

amsterdam

Prof. dr 5. Wiegersma (I.), drs H.J. Brinkman en prof. dr N.P. Wolterstorff in debat

gezakt dat universitaire docenten heuse ordeproblemen hebben bij het geven van colleges en studenten alleen nog de vraag stellen of het zojuist beweerde ook tot de verplichte tentamenstof hoort. In zijn ogen zou de universiteit weer een vrijplaats moeten zijn "waar men ongelimiteerd kan denken en disputeren, niet gehinderd of beïnvloed door de noodzaak tot cijfermatig rendement, door de arbeidsmarkt of door geïnvesteerd geld uit andere dan publieke middelen. Zulke kweekplaatsen voor onbekommerd intellect heeft de maatschappij zeer nodig." Dagvoorzitter, dr S.J. Noorda, lid van het college van de UvA en voormalig theoloog aan de VU, stelde ter afsluiting van het symposium vast dat de studenten de grote afwezigen waren op deze dag. Waren ze niet uitgenodigd of niet gekomen? -^•4'^

Vu Vereniging

59

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Revue | 120 Pagina's

Revue 1994 - pagina 61

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Revue | 120 Pagina's