GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studentenalmanak 1926 - pagina 141

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studentenalmanak 1926 - pagina 141

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET TRAGISCHE 129

Aristoteles een definitie van het wezen van het tragische

bedoelde te geven ^),

Wij hebben dus wel te onderscheiden: a. het tragische zelf

als object van waarneming, zooals het zich als een immanen-

te zijnshoedanigheid van den makrokosmos aan ons voor-

doet; b. het orgaan om dit object waar te nemen, n,l. het

menschelijk bewustzijn^); c. de bijkomende, subjectieve

gevoelens, die het tragische opwekt, b,v. medelijden en

vrees (Aristoteles), deprimeerende of verheffende gevoelens

(Volkelt). Die bijkomende gewaarwordingen (Erlebnisse)

zijn van invloed bij de uitbeelding van het tragische in de

verschillende tragedies der tijden. Wijl deze gevoelens

afhankelijk zijn van den tijd, wisselen ook telkens de

objecten van de aesthetische uitbeelding van het tragische.

Deze wisselingen zou men met Goldschmit kunnen noemen

den ,,stijl" van de tragedie^).

Bij deze gevoelens kan men wederom onderscheid maken

tusschen die, welke de toeschouwer van het tragische onder-

vindt en die, waarin het tragische zelf door den drager

ervan beleefd wordt *).

Kunnen wij nu door psychologisch al deze gevoelens na

te gaan, ze te combineeren en te compileeren, dus dóór

inductieve methode tot het wezen van het tragische komen?

Scheler maakt terecht bezwaar tegen deze methode om de

volgende redenen: Ie kunnen wij de gevoelens van ,,tragi-

sche" personen slechts leeren kennen door mededeeling, die

uiteraard onjuist kan zijn'^); 2e het bezwaar tegen alle

inductieve en experimenteel-empirische methode: „Alle

Induktion setzt doch voraus, dasz man bereits wisse und

^) Zooals ook Scheler, m,i, ten onrechte, meent; „ . . . . d i e berühmte

Definition des Aristoteles, tragisch sei: w a s Mitleid und Furcht er-

wecke", a.w., blz. 240, noot.

^) Vgl. Kuyper: Encycl. der heil. Godgel. II, blz, 45; „archetypische

receptiviteit in het menschelijk bewustzijn".

") Rud. K. Goldschmit: Das Drama, blz. 52: „Stilwandlungen der

Tragödie" in „Philosophische Reihe" No. 72, München, 1923.

*) Vigl. Scheler, a.w., blz. 241.

) Vgl. Scheler, a.w., blz. 241 en Kuyper: Encycl. II, blz. 53 v.v.

9

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

Studentenalmanak | 217 Pagina's

Studentenalmanak 1926 - pagina 141

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

Studentenalmanak | 217 Pagina's