Studentenalmanak 1964 - pagina 255
het onmogelijke altijd al gewild! Daarom had hij nooit medelijden, met
de anderen niet, met zichzelf niet. Medelijden was egoïstisch, altijd. Was
er medelijden mogelijk, zonder aan jezelf te denken in de situatie van
de ander? Ik zal de änderen althans mijn egoïsme besparen, mijzelf zal
ik het niet kunnen. Maar ik wil het alléén lijden. Als ik anderen een dienst
bewijs, zullen zij hun eventuele blijdschap niet mogen laten merken,
omdat ik anders denken zal dat ik het daarom deed. Maar zij zullen het
niet kunnen.
Leven is slechts een kiezen tussen verschillende soorten egoïsmen, voor
en na de keuze gelijkwaardig. Is het niet egoïstisch, het goede te willen
voor jezelf, ook al wil je het eveneens voor de anderen? Er is slechts een
beperkte voorraad. Hij glimlachte. Zoals altijd was ascese een uiterst
fijnzinnig zelfbedrog. Het kwam allemaal, doordat niemand ontwijfelbare
normen bezat. Mijn hemel, komt er ooit een einde, dacht hij. Hij wilde
zich niet goed voelen, niet goed handelen, hij wilde het zijn. Was dat
zijn fout? Hij lachte kort en geconcentreerd, zo kort, dat hij aan de
echtheid van zijn lach twijfelde. Dit lachen was een met zekerheid
twijfelen, dacht hij. Misschien lachte hij daarom zo vaak.
Ik heb mij nooit willen aanpassen, dacht hij. Aanpassingsvermogen heb
ik steeds gezien als een gevolg van zwakheid. Maar wat is géén gevolg
van zwakte? Hij keek naar buiten en dacht enigszins gezocht: l'ennui
de la nuit. Hij ging op de grond liggen en stak een sigaret op. Soms zette
hij de radio er zuiverder op. Nog twee dagen, dacht hij, ik zal alles achter-
laten. Mijn auto geef ik weg aan iemand op de kade. Hij sprong overeind
en zei dramatisch: „Het noodlot achtervolgde mij altijd al. Het schip zal
slechts vergaan als ik aan boord ben. Anders zal er niets gebeuren en
zal ik denken: was ik maar aan boord geweest. Het was als met regenjassen
in vakanties. Als je ze meenam, kwam er nooit regen. ,,Toch ben ik
vrij," zei hij. „ I k ben aan niemand gebonden." Hij was verbaasd nu,
dat hij dit altijd had willen bereiken. Hij lachte en hield de rook van zijn
sigaret in de mond, wachtend op het moment waarop hij niet meer
lachen zou, dan kon hij inhaleren. Inmiddels bemerkte hij, dat de radio
nog aanstond. Hij dacht: slapen is een prettige bezigheid, misschien de
prettigste. Je komt er alleen zo weinig toe. Uitgeput zonk hij neer op
255
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
Studentenalmanak | 358 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
Studentenalmanak | 358 Pagina's