GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1940-41 - pagina 178

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1940-41 - pagina 178

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

1606 Referaat Prof. Dr R. H. WOLTJER.

In het resumé van het referaat wordt er op gewezen, dat de allegorie en de haar veronderstellende allegorische uitlegging of verklaring in de Oudheid langen tijd in de nieuwere wetenschap weinig ot geen aandacht heeft getrokken. Eerst in de laatste decenniën heeft men — terecht — er zich meer mee bezig gehouden, zonder echter steeds voldoende begrip te toonen voor de bedoeling en inzicht en wezen ervan. Ongetwijfeld houdt dit mede verband met het fluctueerend gebruik van het woord en de moeilijkheid om een scherpe omlijning te geven van het begrip. Het woord allegorie is, naar het schijnt, oorspronkelijk gebruikt als rhetorische terminus technicus. Aristoteles gebruikt den term nog niet, ofschoon hij het begrip wel kent: bij hem wordt de allegorie onder de metaphorae gerekend. Een soortgelijke opvatting vindt men nog in de nieuwere literatuur-wetenschap, als daar de allegorie wordt omschreven als een uitgesponnen metaphora. Daarnaast treft men een ruimer gebruik aan van den term, waarbij het verband met de metaphora geheel wordt losgelaten, of althans op den achtergrond wordt geschoven. In het algemeen kan men zeggen, dat in de rhetorische literatuur der Oudheid het begrip meer van de uiterlijke zijde wor'dt benaderd en ook in de moderne literatuurwetenschap deze uiterlijke opvatting langen tijd heeft overheerscht. Ten aanzien van het begrip allegorische uitlegging staat de zaak anders : men vindt hier noch het verschil tusschen een enger en een ruimer gebruik, noch min of meer formeele en uiterlijke opvatting, die zich in het gebruik van het woord allegorie zelf laat constateeren. Ook daarom verdient hef om het wezen der allegorie te kunnen benaderen, aanbeveling van een „allegorische verklaring" uit te gaan. In het referaat wordt dan uiteengezet, dat de allegorische uitlegging niet is een bijzondere soort uitlegging, die zich naast andere mogelijke manieren van interpretatie wil stellen, maar de alleen toelaatbaar geachte uitlegging van een bijzondere soort literatuur of van wat als zoodanig beschouwd wordt. De beschuldiging van gebrek aan waarheidszin of onverschilligheid tegenover de werkelijkheid laat zich in haar algemeenheid niet volhouden. Gelijkstelling met de Sophistiek is als zoodanig onjuist. Dit wordt in het referaat nader aangetoond, waarbij ref. o.m. opmerkt, dat de allegorische verklaring zoekt naar een dieperen, of wil men hoogeren zin en het terrein, waarop zij zich beweegt, allereerst althans is dat van de godsdienstige overlevering. Zij is zoowel interpretatie als apologie: naar haar wezen exegetisch, naar haar' strekking apologetisch. O o k bij latere allegorische uitleggers laat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1940

VU-Blad | 225 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1940-41 - pagina 178

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1940

VU-Blad | 225 Pagina's