GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 79

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 79

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

verhaal en verhaalvorm, zegt hij ,,Beide zijn in het O . T . aanwezig''. Naar aanleiding van Prof. Woltjer's opmerking over pag. 11 verwijst hij deze naar de noot onder aan de bladzijde. Het Non Taliauxilio wil hij niet zonder meer overnemen. Men kan de critici ook tegen elkaar uitspelen. Over de opmerking van Prof. Sizoo zegt Prof. Aalders ,,Men moet ' t zoo verstaan, dat de schrijver van het Spreukenboek zoo uit de thora leefde, dat al zijn schrijven er ' t stempel van d r o e g . " Prof. Waterink's bezwaar tegen 't woord ,,Dwang" vond hij inderdaad steekhoudend. Prof. Hellema sloot hierna deze discussie met dank aan Prof. Gispen, Prof. Aalders en aan hen, die aan de bespreking deelnamen. In de middagvergadering, die nog beter bezocht was, kwam in bespreking het referaat van Dr W . P. Berghuis te Smilde over het onderwerp ,,De begrenzing der Overheidstaak". Nadat D r Berghuis in een kort inleidend woord nog even de belangrijkste punten uit zijn referaat had aangestipt, werd de discussie geopend door: Trof. Donner. Deze achtte referent niet geslaagd in het opheffen van de onzekerheid ten aanzien van de belangrijkste vraag uit zijn onderwerp: In hoeverre moeten de ongeloovigen door de overheid worden gedwongen tot handelen overeenkomstig bepaalde ijormen. Bovendien overschat D r Berghuis volgens Prof. Donner de waarde van zijn interne begrenzing van de overheidstaak, omdat de staat alles wat hij aanraakt tot recht maakt, zoodat de omschrijving van den staat als rechtsorganisatie een tautologie is. Prof. Donner zou den staat liever willen qualificeeren als vredesorganisatie ter handhaving van de orde. Prof. Okma miste in het referaat een behandeling van de jongste litteratuur, zowel uit eigen als uit Barthiaansen kring. Ook had hij gaarne het staatsnoodrecht behandeld gezien. Vooral bij dit noodrecht komen de beginselen ter sprake, omdat geschreven regels hier ontbreken. Van meer belang dan de innerlijke begrenzing van Dr Berghuis achtte Prof. Okma de bescherming van de souvereiniteit in eigen kring. Tenslotte wees Prof. Okma op de scherpe scheiding tussen liefde en recht in de opvatting van Dr Berghuis, dat de overheid de tien geboden niet heeft te handhaven en op het loslaten van die scheiding, wanneer Dr Berghuis de overheid wel verplicht acht zelf de tien geboden na te leven. Prof. Nauta viel Dr. Berghuis aan over diens bewering als zou Calvijn meenen, dat de overheid voor de uitoefening van haar taak ontheven zou zijn van de gehoorzaamheid aan bepaalde ordonnantiën Gods. De Heer de Jong vroeg referent in zijn antwoord de overheidssubsidies te willen bespreken. Mr Schut vroeg referent een meer practische en concrete omlijning van zijn standpunt te willen geven. Hij betwistte de waarde van het standpunt, dat de overheid alleen bij tegenstrijdigheid van rechtsbelangen op zou mogen treden. Tenslotte wenschte hij behoud van de onder-

scheiding tusschen eigenlijke en oneigenlijke overheidstaak. Prof. Diepenhorst bracht als hoofdbezwaar naar voren, het gebrek aan bewezen schriftuurlijke fundeering van referent's definitie van staat en staatstaak. Referent legt volgens hem te nauw verband tusschen staat en zonde. Ook zonder zonde zou Prof. Diepenhorst een overheid als ordehandhaver mogelijk achten. Ook deze spreker zou het onderscheid tusschen primaire en secundaire overheidstaak gehandhaafd willen zien, ook in verband met Romeinen XIII. De Heer Wilschut vroeg een- verklaring van de discrepantie tusschen de gebondenheid van de overheid aan de tien geboden eenerzijds en van het onchristelijk karakter van het openbaar onderwijs anderzijds. Na een korte pauze beantwoordde D r Berghuis de verschillende sprekers. Ten aanzien van de opmerking van: Prof. Donner, dat de omschrijving van den staat als rechtsorganisatie een tautologie is, verklaarde hij hierin met Prof. Donner van meening te verschillen. Er is wel degelijk recht buiten den staat. De publieke rechtshandhaving komt hier ter sprake. Wat de innerlijke begrenzing betreft verklaarde spreker daarmee volstrekt niet de uiterlijke grenzen te willen veronachtzamen. Inderdaad kan men de staat vredesorganisatie ter handhaving van de orde noemen, mits men vasthoudt, dat de staat zich bij die handhaving moet laten leiden door rechtsnormen. Bij de beantwoording van : Prof. Okma verklaarde spreker, de eenheid te erkennen van alle normen, die de overheid te handhaven en te positiveeren heeft en daarbij liefde en recht niet te willen scheiden. Naar aanleiding van de opmerking van: Prof. Nauta merkt spreker op, dat de aangevallen passage vooral gebaseerd was op Calvijn's behandeling van de doodstraf (Inst. 4.20.10), maar sprekergaf zijn meening gaarne prijs voor die van Prof. Nauta. Blijkens de vraagstelling van den Heer de Jong, had deze h e t oog op overheidssubsidies aan cultureele instellingen. Criterium daarvoor moet zijn of de cultureele uitingen, die de overheid door subsidies wil stimuleeren, de door de overheid te handhaven rechtsorde steunen. In zijn weerlegging van de bezwaren van Mr Schut, zei de spreker, dat voor inhoud en afweging van de verschillende belangen de rechtsnormen beslissend zijn. De overheidsAanc/e/ia^en zijn inderdaad op allerlei wijzen te onderscheiden, maar de onderscheiding tusschen tweeërlei overheidstoai is verwerpelijk. Prof. Diepenhorst betwist de zwaardmacht als structuurprincipe van den Staat en komt daardoor tot een minder nauwe relatie tusschen staat en zonde. Maar wie dit structuurprincipe aanvaardt, moet genoemde relatie handhaven. De door den Heer Wilschut genoemde discrepantie achtte Dr Berghuis een gevolg van de beperking van het overheidsoptreden, zooals die in het cultuurpeil wordt gevonden. De overheid is gebonden aan de historische ontwikkelingsnormen, die een Christelijk overheids-onderwijs nog niet toestaan. 1827

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

VU-Blad | 105 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 79

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

VU-Blad | 105 Pagina's