GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 8

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 8

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

hart, omdat ik iets beleven kan van de band aan Uw volk en omdat ik U gaarne persoonlijk zeggen •\vil, hoe zeer ik overtuigd ben, dat Gij dit ere-doctoraat volkomen hebt verdiend. Toen ik U in Uw vaderland ontmoette, heb ik niet alleen Uw wijsheid. Uw voorzichtigheid. Uw liefde en Uw ideahsme leren kennen, maar ik heb ook gemerkt, welk een plaats Gij inneemt in het hart van duizenden. Deze dag zet voor Uw gevoel, ik weet dat, een kroon op Uw leven, een kroon, die Gij nooit hebt gezocht, een kroon op Uw werk, waaraan Gij nooit hebt gedacht; zelfs de gedachte aan de mogelijkheid van zulk een bekroning

was, naar ik meen te weten, bij U niet opgekomen. Persoonlijk wens ik U van harte geluk met het feit, dat Gij, nu Ge speciaal geroepen zijt leiding te geven aan de jonge universiteit van Potchefstroom, dit moogt doen als Doctor Joon van Rooy. Onze God, Die U tot zo rijke zegen stelde voor het volk van Zuid-Afrika, geve U verder Zijn genade en krachten naar lichaam en geest, dat Gij veel moogt blijven arbeiden, niet alleen voor Uw universiteit, die ik gaarne met Uw onderscheiding gelukwens, maar ook voor volk en kerk onder de zon van Zuid-Afrika.

Toespraak van Prof. Goslinga bij de ere-promotie van Dr A.J.van Excellentie 1 Dames en Heren ! De Senaat der Vrije Universiteit heeft in zijn vergadering van 7 December 1951, op voordracht van de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, besloten het doctoraat in de Letteren honoris causa te verlenen aan Abraham Johannes van der Merwe, Theologiae Doctor. Aan mij is de eervolle taak opgedragen de redenen uiteen te zetten, op welke dit Senaatsbesluit gegrond is. De Senaat heeft daarmede, in verband met de alleszins waardige herdenking te Kaapstad, in AprU, van J a n van Riebeeck als stichter der Kaapkolonie uitdrukking willen geven aan de nauwe verbonden heid der Vrije Universiteit met het volk van Zuid Afrika van Nederlandse herkomst, een verbonden heid, die zij gemeen heeft met het gehele Nederlandse volk, maar die nog door geestverwantschap wordt versterkt en verinnigd. Wat men gezegd heeft van Schotland, dat niemand daarop dieper invloed heeft geoefend dan Calvijn, ofschoon zijn voet het nooit betreden heeft, geldt in niet mindere mate van Zuid-Afrika. Toen, in de laatste dagen van 1651, Jan van Riebeeck zich aan boord van de Dromedaris begaf, ging in de bescheiden figuur van den ziekentrooster Wijlant, de Gereformeerde Kerk met hem scheep. In zijn nederzetting zou zij niet slechts, gelijk in het moederland, de enig erkende, doch gedurende langen tijd zelfs de enig toegelatene zijn. Gewapend met het zwaard des Geestes, in den vorm van den kort te voren tot stand gekomen Statenbijbel, zou zij op het langzamerhand ontstaande Afrikaanse volk een diepgaanden invloed uitoefenen, die zowel strekte tot bewaring van zijn nationaal als van zijn Gereformeerd karakter. Gij, waarde Dr van -der Merwe, geboortig uit hei

2324

der Merwe

naar den Reformator van Geneve genoemde Calvinia, zult dat niet betwisten. Van andere zijde is dat echter wel geschied. Zo heeft Uw volksgenoot Dr Leipoldt, in zijn in het Engels geschreven biographic van J a n van Riebeeck, verklaard, dat het land tegenwoordig overwegend niet-ChristcHjk is, minder Christelijk dan enige andere dominion van het Rritse imperium. Ik vermeld dit niet om het te gaan bestrijden — anderen kunnen dat beter doen dan iemand, die nooit in Zuid-Afrika geweest is — doch omdat het, naar zijn mening, ook reeds geldt voor Van Riebeeck's tijd, en, als ik het wel zie, zijn kijk op diens houding in het godsdienstige door dat vóór-oordeel bepaald is. Zo heeft hij met een reeks van veronderstellingen — te recht heeft, in het Afrikaanse tijdschrift 'Koers', Prof. van Schelven daarop gewezen — trachten aannemelijk te maken, dat Van Riebeeck te Culemborg in 'rekkelijken' geest opgevoed is. Dr Leipoldt heeft ook uitdrukkelijk verklaard, dat godsdienst voor hem een 'gewoontesaak' was. Doch wanneer hij er zich op beroept, dat deze, voorzover hij dat met zijn ambtsplichten kon overeenbrengen, anderen in hun geloof wilde vrijlaten, dan heeft hij daarmee niet bewezen, dat Van Riebeeck zelf onverschillig was. Gelijk uit de Inleiding op de nieuwe uitgave van het Dagberight en het Feestnummer van Die Huisgenoot blijkt, zijn schrijvers als Prof. Bosman en Dr Hanekom het daarmee volstrekt niet eens. De eerste wijst op het sterke Godsvertrouwen van den Kommandeur, m.n. in het voorjaar van 1654, misschien wel de moeilijkste periode, die hij aan de Kaap heeft doorgebracht; de Schr. doet dit zonder diens ernstige fouten, de te ver gaande gedienstigheden tegenover de H. H. Zeventien, ook maar in het minst te vergoelijken..Dr Hanekom erkent wehswaar, dat men zich vergiste, toen men — gelijk in Zuid-Afrika zo vaak geschied is —een door die Heren voorgeschreven gebed op zijn naam stelde.

y?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

VU-Blad | 104 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 8

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

VU-Blad | 104 Pagina's