GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 109

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 109

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

zoek ingesteld en ziehier het resultaat: men was er niet in geslaagd de bevolking er w a r m voor te krijgen. Welnu, dat kunt ge nooit verstaan wanneer ge de godsdienst van deze mensen, hun diepste drijfveren, het Hindoeisme, buiten beschouwing laat.

Prof. dr. L. W. Kuilman

om de leniging van een ontstellende materiële nood. Die stoffelijke ellende hangt ten nauwste samen met geestelijke nood. De kijk op de wereld, de visie op het leven is ginds zo vaak zo geheel anders dan hier. Wanneer in een land als India (400 miljoen inwoners, voedseltoestand slecht) meer dan een miljoen runderen in halfwilde toestand door het land loopt en te velde alles opvreet wat van zijn gading is, vindt dat zijn oorzaak in het feit, dat de koe voor een Hindoe een heilig dier is, die niet mag worden neergeschoten of afgeslacht. Wanneer de grote stroom van het westerse leven eeuwen lang aan zo vele landen van Afrika en Azië is voorbijgegaan, kan dat niet worden afgedaan met de dooddoener: indolentie van de bevolking, maar men zal er aan moeten denken, dat die bevolking de waarde van alles wat het westen had te bieden zo geheel anders schat dan wij gewoon zijn. Na de hongersnood van Bengalen in 1943, toen de lijken als mest van de straten werden geschept, heeft men in India een G r o w more food campaign georganiseerd. Het resultaat beantwoordde niet aan de verwachtingen. De universiteit van Calcutta (dus uit het eigen land) heeft naar de oorzaken van die mislukking een onder-

Het gaat om de mens. U begrijpt wat nodig is: dat wij onze jonge mensen, die als bioloog of econoom, als chemicus of als jurist de onderontwikkelde landen intrekken om er hulp te verlenen, een opleiding geven, die hen in staat stelt zó het leven en de problemen van die landen te zien en te benaderen. Die eis behelst een onbillijkheid noch een onmogelijkheid. Ik durf zelfs te zeggen, dat de Vrije Universiteit daartoe beter in staat is dan wie ook, omdat wij zijn groot geworden bij het woord van de Schrift, dat de uitgangen des levens uit het hart zijn. En wanneer ik zie waarvoor ondanks een overladen college-rooster nog allemaal tijd is, kan ik ook onmogelijk meegaan met hen, die zeggen: Daar is geen tijd voor. Ik stel er kortweg tegenover: Daar moet tijd voor zijn! Want nogmaals: het gaat in die onderontwikkelde landen niet maar om wat vakwetenschap hier en wat technische kennis daar, al zoudt ge dat bij het lezen of horen van de dagelijkse nieuwsberichten soms wel denken — neen! het gaat er om de mens! Wanneer onze universiteit in staat is, allen die hun toekomst ergens op de wereld in een onderontwikkeld land zoeken, op deze wijze te helpen, wordt het vervolgens zaak, dat wij door een zeer geconcentreerde en zeer georganiseerde poging trachten, onze afgestudeerden te plaatsen in iedere vacature, die maar open valt. Ik zou het zó willen stellen: wij zullen vandaag op de hoogte moeten zijn van de vacature, die gisteren ergens op de wereld ontstond, opdat wij over heel de wereld een leger van oudleerlingen krijgen, die, hoe hun arbeid ook uiteen moge lopen, toch alle werken aan hetzelfde doel en voor hetzelfde ideaal: het uitdragen van onze belijdenis op alle terrein van het leven door als christen in de dagelijkse arbeid voor aller oog bezig te zijn! En dan zullen wij die werkers bijeen moeten houden, wij zulen met hen in contact moeten staan, wij zullen hun brieven moeten beantwoorden, wij zullen hen misschien financieel moeten helpen o, er is zoveel te doen, zo héél veel! Ik zie er het einde niet van, maar het moet, want wij hebben zoveel als in ons vermogen ligt te voorkomen, dat die onderontwikkelde gebieden alleen maar materiële hulp krijgen. Aan deze roeping kunnen wij ons nu minder dan ooit onttrekken — de tijd, waarin wij leven, waarin wij mogen leven, vraagt er eenvoudig om. Misschien zegt iemand: och wat helpt het? Als ze in die onderontwikkelde gebieden door onze hulp op eigen benen kunnen staan, draaien ze ons toch de rug toe, als ze nog niet erger doen! Wel, ik wil u iets van mijn eigen ervaringen op dit punt vertellen. Vooral na de oorlog hebben mijn vrouw en ik het leven en werken in een onderontwikkeld land als aan den lijve ondervonden. En dan kon het de ene keer gebeuren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 109

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's