GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1962 - pagina 166

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1962 - pagina 166

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

de klassieke letteren. Hierdoor werd de band aan en de verering voor J. Woltjer als met de dag sterker. Grosheide bleek zijn goede docenten meer dan waard. Daarom mocht hij ook promoveren. In die tijd was dat aan onze universiteit een bijzonder voorrecht, alleen verleend aan de meest begaafde studenten. In die tijd was de Vrije Universiteit nog bezig met het opbouwen van haar wetenschappelijke reputatie. Men was met een universiteit begonnen en nu moest het ook een universiteit wezen.

helpen aan wat zij als predikant zouden nodig hebben en dan keek hij nog verder dan zijn leerlingen, dan keek hij naar de gemeente. Hij wilde doorstoten tot de diepe zin van de Schrift; dat is een geliefkoosde term van hem. Dit wordt duidelijk uit 't volgende citaat uit zijn Hermeneutiek:

In 1907 promoveerde Grosheide op een proefschrift over „De verwachting der toekomst van Jezus Christus". Daarna werd hij predikant in Schipluiden. Hij werkte er bovendien aan een beknopte grammatica op het Nieuwe Testament.

„Het bijzondere karakter van de Schrift als Goddelijke Openbaring brengt mee, dat ze leeft, nu nog leeft. Ze kwam als levende tot stand, maar ze werd niet dood. Zij houdt haar levenskracht en ze spreekt nog tot ons. En de exegese is pas gereed, als ze weet aan te geven, wat een Schriftgedeelte ons te zeggen heeft. Dat is de diepe zin."

In 1912 werd hij hoogleraar en toen kwam hij in zijn element. Grosheide heeft in het kerkelijke en openbare leven nog heel wat meer gedaan dan college geven en theologische boeken en artikelen schrijven, maar pas als hij doceerde gingen alle registers open. Het zou echter een misverstand zijn te denken dat het bij Grosheide ging om de wetenschap als zodanig. Het ging hem om het verstaan van het Woord Gods door de mensen. Vandaar dat hij zo intens heeft meegewerkt aan de nieuwe vertaling van de bijbel onder de auspiciën van het Nederlandsch Bijbelgenootschap en dat hij tot in de laatste tijd toe veel zorg en aandacht heeft gegeven aan de vertaling van het Nieuwe Testament „in eenvoudig Nederlands". Voor het verstaan van het Woord Gods is wetenschappelijk werk onmisbaar. Grosheide moest daarbij zoeken naar een eigen weg. Toen de wetenschappelijke commentaar op het Nieuwe Testament, die men in de wandeling „de Bottenburg" noemt, gereed was, vertelde hij er iets over in het naschrift van het tweede deel van zijn commentaar op Johannes : „Reeds als student gevoelde ik mij zeer aangetrokken tot de exegese. Ik werd er meer en meer van overtuigd dat we iets anders nodig hadden dan de toen gebruikelijke, meest Duitse kommentaren en ook dan de exegese van Calvijn. Wat we destijds aan Gereformeerde Schriftuitlegging bezaten, was goed bedoeld, doch vaak niet op de hoogte van de tijd. Gesprekken met ds. J. C. Sikkel versterkten me in mijn overtuiging en het plan rees om te trachten met de hulp van God te sturen in de richting van een wetenschappelijke kommentaar op het Nieuwe Testament" Maar hoezeer Grosheide de wetenschappelijke grondslagen van zijn werk goed verzorgd wilde houden, het bleef er hem om te doen zijn leerlingen te 6

Vanuit de combinatie van gelovige en wetenschappelijke arbeid moet men de moedige kritiek zien, die hij vijftig jaar geleden in zijn inaugurele oratie oefende op Calvijns exegese: „ ik wil van Calvijn geen kwaad beweren, maar ik geloof, dat het nodig is ook eens op de schaduwzijden van zijn arbeid te wijzen. Alleen dan is er kans, dat we verder komen." Deze kritiek is gerechtvaardigd in de meer dan 4000 bladzijden commentaar op het Nieuwe Testament in 8 van de 19 delen van „de Bottenburg" en in de herdrukken daarvan plus de commentaar op de Epheziërs in de tweede druk van „de Bottenburg", welke Kok nu uitgeeft. Aan zijn commentaren zullen komende geslachten kunnen zien hoe Grosheide werkte. Alleen al door deze commentaren is hij gekomen in de rij van de groten in zijn vak.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1962

VU-Blad | 193 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1962 - pagina 166

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1962

VU-Blad | 193 Pagina's