GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 280

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 280

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

magazine

wetenschappen onderling èn tot de maatschappij in het zicht houdt.

Elite wat daarbij niet primair door deze maatschappij bepaald wordt. Hij bepaalt zelf zijn eigen perspectief van maatschappelijke dienstbaarheid. De moeilijkheid in deze opzet is echter: hoe kun je vrijblijvendheid van keuze voorkomen zonder groepssancties? Bij Heyn leverde de universiteit zich uit aan de bestaande, bij de Utrechtse psychologen aan een ideale maatschappij; in beide gevallen dreigt ze zichzelf uit te wissen. Bovendien kwam bij geen van beide de samenhang der wetenschappen in zicht. Wat behoort de universiteit wel te leren? Zij dient zich te concentreren op de aard van de wetenschap en haar taak jegens de studenten en indirect de samenleving te vervullen naar de aard van de wetenschap. Bestaat zij op grond van de eenheid van de wetenschap, zoals Jaspers meent in navolging van Schelling? In de middeleeuwen had 'universitas' de betekenis van 'gemeenschap van studenten en docenten'; in de 19e eeuw vatte men het op als 'eenheid der wetenschappen'.

Eeuwig Een belangrijke vraag in dit verband is: in hoeverre is de geschiedenis norm voor onze situaties? Zonder te spreken van een 'eeuwige idee' van de universiteit (zoals Jaspers) zijn er wel een paar blijvende momenten aan te wijzen, hoewel deze zelf geschiedenis zijn. Geldt het encyclopedisch ideaal van Schelling nog voor het heden? Beter is het de idee dat alle wetenschappen aanwezig moeten zijn te vervangen door een wijsgerige bezinning op de onderlinge raakvlakken van een paar wetenschappen in de diepte. Het gevaar van deze beperking, een vakschool, wordt ondervangen door niet uit te gaan van één speciale wetenschap, maar deze vergezeld te laten gaan van wijsgerige vorming. De vakschool dreigt wel als we onderwijs en onderzoek van elkaar losmaken; oefening in en beoefening van wetenschap horen bij elkaar. De centrale taak van de lerende universiteit is oefening in wetenschapsbeoefening. Dit sluit tevens totale vorming van de student uit. In de 19e eeuw vinden we een intensieve vervlechting van persoonlijkheidsvorming en wetenschapsbeoefening, o.a. bij Fichte, wetenschappelijke vorming brengt een totale 'Bildung' mee, die een vernieuwing van de menselijke relaties beoogt. Het goede inzicht houdt het juiste handelen in. Het lerend karakter van de universiteit wordt eerder pas juist gezien in de opvatting dat ze haar studenten traint in een zekere bekwaamheid en daarbij wijsgerige vorming beoogt die de betrekkingen èn van de 16

Is de universiteit er voor een elite of voor iedereen? De gemeenschapsidee is na de tweede wereldoorlog door het studenten protest uit het slop gehaald. Door de eisen van externe democratie (verlaging van de sociale toegangsdrempel) en interne democratisering is de kwestie naar voren gekomen: hoe behoort de verhouding van studenten en docenten te zijn, wil de universiteit haar centrale taken kunnen vervullen? Is de universiteit een aristocratie, waarin geest en wetenschap verweven zijn? Dan mag er geen ander beletsel tot toelating zijn dan geestelijk onvermogen. De studentenprotestbeweging geloofde vast in een koppeling van geestelijk en materieel onvermogen: wie geen geld heeft kan niet studeren, en verzette zich er met even grote kracht tegen. Maatschappijvernieuwing en universiteitshervorming horen bij elkaar en in de maatschappijverandering staat de universiteit centraal. Zo krijgt het verantwoordelijkheidsbesef uit de wet op het wetenschappelijk onderwijs toch nog gestalte, wel niet tegenover de bestaande maatschappij, maar dan toch tegenover één waarin de klassentegenstellingen zijn opgeheven.

Verantwoordelijl(heid Totale democratie: iedereen heeft gelijke verantwoordelijkheid. Het gezag berust bij een algemene vergadering, waarvoor vrijheid en gelijkheid gewaarborgd lijken. Maar collectivering van het gezag betekent in feite overaccentuering ten koste van individuele vrijheid. Gezag en vrijheid stoten elkaar uit; men twijfelt tussen collectivisme en individualisme. Maar als democratie betekent: medebepaling van het gemeenschapsbeleid en plicht van het gezag tot verantwoording, sluit de ongelijkheid van studenten en docenten deze dan niet uit? Zo ja, dan is dit een principiële ongelijkheid waarop de universiteit als aristocratie is gebaseerd. Deze tegenstelling beheerst de vraag naar de organisatie: iedereen is gelijk, ongeacht wetenschappelijke deskundigheid óf er is verschil op grond van deskundigheid en dit is uitgangspunt voor bestuursverantwoordelijkheid. Nu betekent de gemeenschap van studenten en docenten inderdaad dat zij gelijkelijk verantwoordelijkheid dragen. Maar gelijkelijk betekent niet: allen een gelijke vorm van verantwoordelijkheid. Gelijkheid noch deskundigheid zijn maatstaven voor een goede universiteitsorganisatie. De eerste betekent gelijkheidsideologie en gelijkheidsdwang, de tweede beperking tot 'deskundigen'. Een goede organisatie dient de gemeenschap in de uitoefening van haar specifieke taak. De gezamenlijke verantwoordelijkheid

van studenten en docenten is daarom de maatstaf voor de vormgeving van de gemeenschap. Er rest nu nog de vraag naar de wetenschap, die kritisch zou zijn én alomvattend. De moderne wetenschap richt zich op de empirische verschijnselen, verklaart ze, voorspelt ze en tracht ze tenslotte beheersbaar te maken. Verklaring door de voorwaarden te onderzoeken waaronder verschijnselen plaatsvinden (wetmatigheden); beheersing door deze voorwaarden zelf te construeren (experiment). Nu moeten we, volgens wetenschapstheoretici als Popper en A. D. de Groot, een scherp onderscheid maken tussen de eigen waarden van de wetenschap - zoals logische consistentie - en waarden van buiten af - zoals maatschappelijke waarden. Toch heeft de wetenschap grote waarde voor de samenleving: haar kritische instelling ertegenover. Deze is omgeven met regels die de objectiviteit waarborgen en is voor de samenleving van beslissende betekenis. Alles is onderworpen aan kritiek; de wetenschap heeft het laatste woord. De rol die de commissie van deskundigen speelt in onze samenleving is een goede illustratie. Deze gaat afstandelijk te werk, de conclusies zijn voorlopig. Overigens loopt zij wel het gevaar zich aan te passen, juist door de vrijheid van waarden in haar methode! Deze wetenschapsopvatting is hevig gekritiseerd door neo marxisten als Adomo en Habermas. Ook zij stellen de kritiek centraal, maar beperken deze niet tot een methodische terughoudendheid. De kritiek moet doorstoten naar de spanning in de werkelijkheid zelf en bezinning zijn op de verbinding tussen de maatschappelijke tegenstellingen en het deelnemen van de wetenschap daarin. Zij moet haar analyse van de samenleving steeds toetsen aan de idee van de goede samenleving. Zo belet zij de wetenschap én zelfbeperking tot waardevrije methode én zelfontplooiing tot technisch instrument. Nu kunnen we vragen: kan de wetenschap de idee van de goede samenleving ontsluiten? Zo ja, dan is de universiteit de laatste hoop voor de daklozen in onze maatschappij. Zo nee, wat is dan haar competentie?

Visioen Misschien is deze te vatten in een visioen. Een kleine universiteit, zo'n 2000 studenten; twee a drie faculteiten. Een natuurwetenschappelijke studie, begeleid door wijsgerige vorming. Contact met andere onderwijsinstellingen met als doel ontmoeting van wetenschappelijke en niet wetenschappelijke benadering van de werkelijkheid. De leidende gedachte bij dit alles is: de pretentie van de wetenschap, zowel naar buiten als naar binnen, te relativeren. Daar waar een zekere wijsheid gegeven is, kan wetenschap niet het laatste woord zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 280

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's