VU Magazine 1975 - pagina 256
In zijn toespraak vergeleek prof Rudwick de wetenschappers met de 'acteurs' die in de vorm van colleges, artikelen, boeken of in andere vormen hun 'voorstellingen' geven voor een breder publiek, bestaande uit de mensen die tot een samenleving behoren en die in wetenschap - of de toepassing ervan geïnteresseerd zijn. De vraag is dan, in hoeverre de vorm en de inhoud van de 'voorstelling' door de verwachtingen van het 'publiek' wordt beïnvloed. Natuurlijk is dat enigermate af te lezen uit de bedragen die 'het publiek' overheeft voor een bepaalde 'voorstelling', doch prof Rudwick had meer subtiele wisselwerkingen op het oog. Historici zouden moeten trachten de kennis, die in de wetenschap wordt vergaard, in verband te brengen met andere factoren in het denken en met de sociale context, waarin kennis tot ontwikkeling is gekomen. Woorden als 'factor' of 'context' echter, drukken niet veel meer uit, dan onwetendheid over de vraag wat 'acteurs' en 'publiek' in een bepaalde periode als wetenschap beschouwen en in welk cultureel klimaat die zich heeft ontwikkeld. Het formuleren van die relatie is voor de wetenschapshistoricus een van de grootste uitdagingen.
Geen positivisme Het integreren van de geschiedenis der wetenschappen in een bredere culturele geschiedenis zal moeten inhouden, dat het idee dat wetenschap temidden van andere culturele activiteiten een bevoorrechte positie zou innemen, wordt losgelaten (de titel van de rede van prof Rudwick was niet voor niets 'De geschiedenis van de natuurwetenschappen als culturele geschiedenis'). Wanneer de oude positivistische opvatting, volgens welke de wetenschap iets heel anders zou zijn dan alle andere menselijke activiteiten, zou verdwijnen, dan zou de ruimte
34
JV.f.
HANASE KIRCHER. 1646.
ontstaan om de ontwikkeling van de wetenschap anders, bijvoorbeeld vanuit de anthropologic te benaderen. De wetenschap, die iemand of een groep beoefende, wordt dan op dezelfde manier bestudeerd als al zijn andere bezigheden; als de individuele uitdrukking van een gemeenschappelijk cultureel bezit. Dan behoeft het ook niet langer verbazing te wekken, wanneer wordt ontdekt dat de wetenschappers hun existentiële vragen, hun intellectuele opvattingen en hun technische vaardigheden van buiten de wetenschap verkregen. Of dat ze die overbrachten van de ene tak van wetenschap naar een andere. Het ontstaan van nieuwe wetenschappelijke ideeën kan dan worden beschouwd als vrucht van een culturele voedingsbodem die in een bepaalde samenleving bestond.
Aanvaarding Nog niet verklaard is dan echter, waarom
een wetenschapsbeoefenaar, die met een bepaalde nieuwe opvatting werd geconfronteerd, deze aanvaardde of verwierp. Onder welke voorwaarden ontstaan nieuwe opvattingen en worden ze aanvaard? Natuurlijk is geen vernieuwing denkbaar zonder een reeds bestaande achtergrond aan kennis. Misschien moet een vernieuwing soms 'wachten' tot die kennis er is; totdat 'de tijd rijp is'. Maar hoe rijp de tijd ook mag zijn, een reeds aanwezige hoeveelheid kennis biedt geen voldoende verklaring voor het optreden van vernieuwingen. Het zal nodig zijn niet alleen de successen in de wetenschap te bestuderen. De mislukkingen zullen op dezelfde manier moeten worden ontrafeld. De aanvaarding van de ene vernieuwing is een even interessante gebeurtenis als het verwerpen van een andere, al vinden we die verwerping achteraf - met de kennis die we nu hebben - soms onjuist of zelfs absurd. Beide verdienen een gelijkwaardige historische verklaring.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975
VU-Magazine | 484 Pagina's