GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 113

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 113

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

]ttl magazine 23 positie. Door niet-marxisten wordt de voorkeur gegeven aan de term sociale laag. 2o stelt Ryffel bij voorbeeld dat men met 't oog op onze huidige westerse maatschappijen niet meer in strikt marxistische zin van klassen kan spreken, die de basisstruktuur van de samenleving vormen. Dit w i l nog niet zeggen dat er geen onderscheid tussen bepaalde lagen in de maatschappij zou zijn te maken. De verhouding tot de produktiemiddelen is daartoe echter niet meer het enige kriterium. Er zijn immers in de samenleving groepen, die alhoewel zij niet in de enige d i rekte verhouding staan tot de produktiemiddelen, w e l degelijk tot de maatschappelijke elite behoren. Tevens hebben zich in de maatschappij machtige tegenkrachten ontwikkeld die de beschikkingsmacht van de eigenaren van de produktiemiddelen en hun managers sterk aan banden leggen. Daarom zijn w i j het eens met Ryffel dat een beschrijving van de maatschappij, die naast de verhouding tot de produktiemiddelen, ook de mate van zelfstandigheid in het beroep, het inkomen, de opleiding en de politieke positie van een bepaalde groep in ogenschouw neemt, en daaruit de ontplooiingsmogelijkheden van de enkeling afleidt, een juistere weergave van de werkelijkheid is. Verder kan men nog opmerken, dat in de laatste decennia de verschillen tussen de diverse sociale lagen verminderd zijn en wel zo dat de middenlagen steeds breder worden. Het behoren tot een bepaalde laag gaat gepaard met een zekere mate van toegang tot materiële en immateriële goederen. Hoe hoger de sociale laag waartoe men behoort, hoe meer toegang men heeft tot die goederen. Een indeling van lagen die w i j bij verschillende schrijvers aantroffen is de volgende: a. Oberschicht: de elite uit het bedrijfsleven, de politiek, de krijgsmacht, de kuituur en de religie. b. ObereMittelschicht: hiertoe behoren o.a. leraren, artsen, advokaten,rec/7fe/'s en overige academici. c. Untere Mittelschicht: middelbare en lagere ambtenaren, middenstanders en boeren. d. Obere Unterschicht:geschoolde arbeiders. e. Untere Unterschicht:or\geschoo\den. In werkelijkheid zal iemand uit de Unterschicht de o n derste lagen veel meer gedifferentieerd zien, daarentegen de bovenste lagen veel minder gedifferentieerd; voor hem zijn dat,.die da oben". De maatschappijtheoretische benaderingen vestigen er ook de aandacht op dat het recht, zoals dat in de wetten is vastgelegd, niet neutraal is. Zo wordt gesteld dat het recht door de heersende klasse volgens haar waardepatronen en belangen is vastgelegd. Als voorbeeld van deze diskriminerende werking van het in de wet vervatte recht noemt Lautmann het feit dat de strafwet juist die gedragingen strafbaar stelt, die voor iemand uit de lagere lagen het middel bij uitstek vormen om druk en daarmee invloed op een bepaalde situatie uit te oefenen. Hij doelt hier vooral op de lichamelijke agressiviteit. Daarbij moet men zich ook realiseren dat typische w h i t e collar krimlnaliteit veelal gebrekkig in de strafwet is geregeld (milieuverontreiniging, belastingontduiking o.a.). Men zou kunnen stellen dat de strafwet zich meer richt op blue-collar dan op white-collar krimlnaliteit. Deze mening vinden w e ook in de marxistische verhandeling van Buitelaar en Sierksma, waar zij de ontwikkeling van het strafrecht beschrijven: „/^/c/iys ontstond het kunststuk dat het recht, als de onpartijdige Vrouwe Justitia, het algemeen belang zou dienen, terwijl het op zichzelf de uitdrukking was van de bijzondere belangen van de heersende klasse". Klassejustitie ontstaat dan doordat de rechters deze klassediskriminerende wetten toepassen. Karl Liebknecht verstond onder klassejustitie het maatschappelijke verschijnsel dat het ambt van rechter slechts door mensen uit de heersende sociale klasse uitgeoefend wordt. Het gevolg hiervan is, volgens hem, dat deze rechters onmogelijk objektief kunnen oordelen over

gedachten die afkomstig zijn uit de niet heersende sociale klassen. Van een onpartijdige rechtspraak zou dan ook geen sprake kunnen zijn. Liebknecht maakte verder nog een onderscheid tussen verschijningsvormen van klassejustitie en de verklaring hiervan. Als verklaring had hij vooral de rekrutering van de rechters uit de heersende klasse en de funktie van het justitie-apparaat in de klassestaatop het oog. Verschijningsvormen van klassejustitie kan men vinden in de ongelijke rechtstoepassing door sociale kontrole-instanties met betrekking tot verdachten uit verschillende klassen. Te denken valt hierbij aan ongelijkheid in strafmaat, procesvoering en uitleg van wetten, naar gelang de sociale laag van de verdachte. Liebknecht benadrukte, zoals w e gezien hebben, de socialeherkomstvanderechter. Vele onderzoekers zijn ook van deze gedachte uitgegaan. Zij poogden het rechterlijk handelen te verklaren met behulp van een aantal sociale kenmerken van rechters. Deze kenmerken zijn o.m.: het behoren tot en het afkomstig zijn uit een bepaalde sociale laag, de vertikale en horizontale mobiliteit, de godsdienst en de geografische herkomst. Ryffel geeft de volgende kritiek op deze „Sozialprofiluntersuchungen": — het feit, dat men op grond van gevonden sociale kenmerken konkludeertdat rechters een bepaalde instelling of houding hebben is kwestieus. Zo hoeft uit het behoren tot een hogere laag nog geenszins voort te vloeien, dat een rechter een konservatieve houding heeft. — Daarenboven kan men niet zonder meer uit de veronderstelde instelling en houding van rechters konkluderen, dat deze a.h.w. automatisch tot een „Schichtdiskriminierende" werking van het recht leiden. Immers een rechter met een konservatieve houding hoeft ten eerste niet zwaarder te straffen dan zijn progressieve kollega en ten tweede is het geenszins zeker, dat een konservatieve rechter bovendien iemand uit de lagere lagen harder zou straffen. Deze„Sozialprofiluntersuchungen" zijn dan ook volgens Ryffel ongeschikt om maatschappelijke invloeden op de rechtstoepassing te onthullen. In Nederland is voorzover ons bekend, nog nooit een dergelijk onderzoek verricht. Buitenlandse onderzoeken tonen echter aan, dat de maatschappelijke gelaagdheid niet voor de deur van de rechtbank stilhoudt. Immers, rechters zijn afkomstig c.q. behoren vrijwel allen tot de hogere en middelste lagen. Ondanks het ontbreken van Nederlands onderzoek op dit gebied, vermoeden w i j dat dit ook voor Nederland opgaat. De term klassejustitie verwijst naar het gegeven, dat mensen uit lagere lagen vaker worden gestraft en bovendien zwaardere straffen krijgen opgelegd dan verdachten uit hogere sociale lagen. Klassejustitie in de zin van bewuste bevoordeling of benadeling van de verdachte, zal men niet tegenkomen in de rechtzaal. Men zal nooit een vonnis vinden, waarin de volgende overweging is opgenomen: „Overwegende, dat de verdachte uit de heersende klasse afkomstig is, wordt verdachte in het gelijk gesteld". Klassejustitie geschiedt veel subtieler en wel door middel van indirekte mechanismen. Zo stelt Lautmann dat de ongelijke kansen in deze maatschappij zelden openlijk ten toon worden gespreid. Zij gaan schuil achter een waas van formele gelijkheid. Als voorbeeld voert hij de situatie bij het onderwijs aan. Hoewel de universiteit schijnbaar voor ieder openstaat, komt slechts een klein percentage van de studenten uit de arbeidersklasse. In de kriminaliseringstheorie van Sack komt dit ook naar voren. Volgens hem zijn dezelfde groepen en sociale klassen, die zich nauwelijks toegang kunnen verschaffen tot de sociale beloningssystemen, oververtegenwoordigd in het bestraffingssysteem. Hiermee doelt hij op de lagere lagen. Aangezien onderzoek naar de feitelijke krimlnaliteit heeft uitgewezen, dat er kwalitatief en k w a n titatief een groot verschil bestaat tussen officiële (geregistreerde) krimlnaliteit en niet-geregistreerde krimlnaliteit, konktudeert Sack dat sociale kontrole-instanties se-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 113

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's