GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1978 - pagina 317

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1978 - pagina 317

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1^ magazine?

Het Amsterdams werklozen comité verzamelt handtekeningen bij de ingang van het arbeidsbureau, (foto: Anefo)

vraag wat een slagvaardig beleid moet inhouden. Hierbij denk ik niet alleen aan de nogal gekompliceerde situatie waarin Nederland verkeert. Het aanjagen van de binnenlandse bestedingen wordt begrensd door het risico van een opveren van de inflatie; het matigen aan de kostenkant vindt zijn begrenzing in de mondiale onderbesteding. Naast dit probleem van de geringe beleidsmarges kent Nederland het vraagstuk van de omvang van de industriële sektor - analoog met de ontwikkeling in de nederlandse landbouw na 1947 - of is het tijd voor een periode van re-industrialisatie? Maar hoe. en in welke aktiviteiten precies? Wie neemt hiertoe de juiste besluiten? Economen, technici, ondernemers of de overheid? Het is in dit verband we! gemakkelijk om te vragen om nieuwe hoogwaardige werkgelegenheid die energie-extensief en milieuvriendelijk is, maar welke soort van industrie is dat dan? En wanneer zoiets fijns niet blijkt te bestaan, hoe vallen dan de wezenlijke keuzen uit? Moge het uit het voorgaande duidelijk zijn dat de bepaling van een slagvaardig beleid niet eenvoudig is, de kans er op moet op grond van politieke en maatschappelijke overwegingen nog lager worden aangeslagen. Politici worden het in de regel moeilijk eens. Zij zijn bovendien geneigd om zich vanwege de periodieke verkiezingen te concentreren op de korte termijn, terwijl het bijna zeker is dat een langdurig offer- en investeringsbeleid gevolgd zal moeten worden. Moeilijke besluiten stelt men in de politiek - net

als elders - liever uit. Men denke hierbij als voorbeeld aan het zogenaamde 1%-ombuigingsbeleid. Dit nieuwe beleid werd in het voorjaar van 1975 aangekondigd, maar in feite is het nog steeds niet echt ingevoerd. Dit laatste heeft te maken met het feit dat de vereiste instemming door allerlei maatschappelijke organisaties te wensen overlaat. Niet alleen is men verdeeld over het te voeren beleid, en vooral over de verdeling van de offers, maar men is niet minder verdeeld over aan te brengen wijzigingen in de besluitvormingsstrukturen van de samenleving. De roep om demokratisering van de economie is geen loze kreet, maar komt voort uit de behoefte om betrokken te worden bij de fundamentele beslissingen. Werkgevers lijken de strategie te hebben om alles zolang mogelijk tegen te houden. Werknemersorganisaties lijken de behoefte te hebben om voortdurend nieuwe eisen op tafel te leggen. Een gedachte is nauwelijks gematerialiseerd in een niéuwe wet, of een veel verdergaande gedachte wordt aangegeven aJs een minimaal begin. Daartussen zoekt het midden- en kleinbedrijf een uitweg naar voldoende gedifferentieerde vormen om niet verpletterd te worden tussen de grote werkgeversclubs en de vakcentrales. Is het vreemd dat politici zich dan gedrongen voelen om de overheid als (overbezette) arbiter te willen laten optreden? Met overigens alle gevaai" van een in omvang en logheid toenemend staatsapparaat, en dat in een decade waarin de economische wendbaarheid in toenemende mate vereist wordt. Alternatieven? Zonder twijfel is noch de beschreven uitgangssituatie noch het toekomstperspektief van de eerste tien jaar erg rooskleurig. Begrijpelijk is het. dat men dan andere alternatieven gaat zoeken. En presenteert als dé andere oplossing. Ik noem er een aantal. Een alternatieve aanpak vindt men bijvoorbeeld bij hen die afwillen van het materialisme, veelal gepaard gaande met grote belangstelling voor de waarschuwingen van de ,,Club van Rome" voor het aardse voortbestaan. Steekwoorden hierbij zijn: nulgroei, soberheid, kleinschaligheid, arbeidsintensieve produktiemethoden, natuurlijke produktiemethoden e.d., met overigens allerlei varianten. Ik haast mij om vooraf te zeggen dat dit streven zeer sympathieke elementen bevat. Maar men dient zich toch af te vragen

wat de realiteitswaarde is van dergelijke ideeën op dit moment. Moge de gedachte van een naar een stationair niveau afbuigende groei op termijn niet onlogisch lijken, vooralsnog biedt de technologie nog aanzienlijke vernieuwingsmogelijkheden. Moge de gedachte aan meer - arbeid en - minder - energie tegen de voorspelling van een nieuwe energiecrisis een nieuw oriëntatiepunt verschaffen - tenzij de technologie alsnog anders beslist - dan toch vooral ook de konklusie dat arbeid te duur betaald wordt. Moge het aanprijzen van een nieuwe soberheid leiden tot een betere mentaliteit - die nodig is om de gewenste offers te brengen, denk aan de derde wereld - in verband met het vraagstuk van voldoende werkgelegenheid gaat het meer om de wijze van besteding dan om de vermindering van de bestedingen. Mogen idealen als die van kleinschaligheid in produktie en leefgemeenschap voelbaar en sympatiek zijn. de vraag is of deze weg tot meer kan leiden dan tot tijdelijk florerende - en eigenlijk wat parasiterende - besloten leefgemeenschappen, die doen denken aan de kluizenaars of geïsoleerde kloostergemeenschappen van voorheen. Een geheel andere denkwijze is die, welke alle kaarten zet op het bereiken van een maximale economische groei. Het motto luidt: hoe meer, hoe beter. Groeiende afzetten betekenen immers nieuwe investeringen, en dus meer werk. Het verleden toont echter dat ook deze benadering zwakke kanten heeft. Zonder nadere kwalifikaties ten aanzien van kernpunten als milieu, grondstoffen en energie zal de mogelijke meerwaarde van de groei door de vingers van het leven wegglippen. Werkgelegenheid is een belangrijk goed, maar alles heeft zijn grens. Overigens is niet helemaal duidelijk hoe men zo'n maximum-groeipolitiek van de grond denkt te krijgen in een wereld vol van overcapaciteit. Weer een ander, bepaald veel gehoord alternatiefis dat van éo.,,herverdeling van de werkgelegenheid", eventueel aangevuld met de idee van een recht op het minimum inkomen zonder plicht tot arbeid. Het herverdelen van de aanwezige arbeidsplaatsen in het geval van een langdurig overschot van arbeidskrachten is een logische gedachte. Er zitten echter nog vele problemen aan vast. Ik noem er enkele. Niet alle funkties - denk ook aan de regionale spreiding - kennen over-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1978 - pagina 317

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's