GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 111

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 111

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

m magazine 21

1^ ftmgazine 20 gionale verdragen, zoals NAVO en Warschaupact konden sluiten zonder dat ze daarmee in conflict kwamen met V.N.-verplichtingen, (hoofdstuk VIII). Het politiek realisme zat er van meet af in, toen aan de grootmachten een veto-recht in de Veiligheidsraad gegeven werd. De kleinere staten, zoals Nederland, voelden zich gediscrimineerd, maar de redenering was dat de Veiligheidsraad alleen kon functioneren wanneer de grootmachten het eens waren. Wanneer een der grootmachten lak had aan de Veiligheidsraad kon dit lichaam weinig beginnen. Vanuit ditzelfde realisme werd ook geen regeling ontworpen voor het opzeggen van het lidmaatschap van de V.N. Wanneer een land er per se wil uitstappen, dan is het toch niet tegen te houden, ongeacht wat er op papier staat. De V.N. zal alleen bestaan zolang de staten er wat in zien. En iedereen ziet er kennelijk wat in, anders was dit lichaam reeds lang uiteengevallen. Juist het feit dat de V.N. zowel een belangrijke organisatie kan zijn als een onbeduidend lichaam - een en ander afhankelijk van de politieke wil in de wereld - is wellicht een oorzaak dat het nog bestaat, ook al is er niet veel meer overgebleven van de hooggestemde verwachtingen van 1945. Nadat het plan voor een grote V.N.-krijgsmacht in de ijskast was geraakt, deed in 1948 de toenmalige secretaris-generaal Trygve Lie het voorstel een kleinere permanente politie-macht te vormen om de beslissingen van de Veiligheidsraad kracht te kunnen bijzetten. „Geen enkel tot nu toe door de raad behandeld geval zou een grote politiestrijdmacht vereist hebben", zei hij 10 juni 1948 in een rede op Harvard University. Hij sprak uitdrukkelijk van een „guard force", ressorterend onder de secretaris-generaal, niet van iets, dat in de plaats zou moeten komen van de in artikel 42 en 43 van het Handvest bedoelde VNstrijdkrachten. Maar met name de Slavische landen wilden niets van dit denkbeeld weten. Het zou toch het begin zijn van een VN-strijdmacht. Ook alle nadien gedane voorstellen om een internationale strijdmacht onder VN-auspiciën op te richten hebben schipbreuk geleden. Wat wèl

PoLlTIEMACtlT

Andere landen gingen Nederland al sinds jaar en dag voor in het leveren van troepen, al waren dat geen dienstplichtigen. VN-eenheden opereerden in de Sinai-woestijn. Elf jaar lang hielden zij daar Israëlische en Egyptische troepen uit elkaar. Belangrijk was hun optreden in Kongo, en op Cyprus. Ook op West-lrian speelden zij een rol. En ook bij de verkiezingen in Namibië zullen VN-vredeseenheden waarschijnlijk aanwezig zijn. Wanneer Zuid-Afrika niet geweigerd had VN-troepen toe te laten, hadden - uit Assen en Zuidlaren - reeds Nederlandse militairen onder VN-commando gediend. Dat zo kort na elkaar op het VN-secretariaat in New York tweemaal aan Nederland werd gedacht, mag als een aanwijzing gelden, dat de tijd kennelijk voorbij is dat Nederland - mogelijk vanwege diens besmette koloniale verleden - overgeslagen werd als kandidaat voor actieve VN-dienst.

^

bleek te kunnen was de vorming op ad hoc basis van UNO-eenheden voor een bepaalde, tijdelijke taak in de een of andere brandhaard op de wereld. De Zweed Hammerskjöld, die beschouwd wordt als de grootste secretaris-generaal van de V.N., begon daarmee, Oe Thant en Waldheim gingen ermee door. Voor het eerst wordt Nederland daar nu daadwerkelijk bij betrokken. Juni 1958 leek het er even op of Nederland al eerder een VN-detachement zou leveren voor de Libanon. Hammerskjöld had Nederland verzocht een groep van in totaal 83 man te leveren voor een grensbewakingstaak. Dagenlang verkeerden de daartoe aangewezen militairen van het korps commandotroepen in Roosendaal in spanning of ze zouden gaan of niet. Doorgegaan is het niet. Pikante bijzonderheid is dat toen behalve aan de dienstplichtigen zelf, ook aan hun ouders toestemming gevraagd werd voor de uitzending! Honderd vrijwilligers gaven zich op: 40 ouders gingen akkoord, 60 weigerden). Het gebeuren verdween na enkele dagen alweer uit het nieuws, vandaar wellicht dat vrijwel niemand zich meer schijnt te herinneren dat 21 jaar geleden ook al even sprake is geweest van uitzending van Nederlandse troepen in VN-verband naar Libanon. Tot dusver is het verschijnsel (behalve de levering van militaire waarnemers) een zaak gebleven van andere landen. Geleidelijk aan had zich onder Dag Hammerskjöld een praktijk ontwikkeld, die heel anders was dan in het Handvest was voorzien. Dat was, constateerde Oe Thant op 13 juni 1963 min of meer stilzwijgend gebeurd. De nadruk op een inzet van de strijdmachten van de grote mogendheden was in de praktijk verschoven naar het gebruik van eenheden van kleinere landen als „vredesmacht". In een permanente VN-troepenmacht, die als internationale politiemacht zou kunnen opereren, zag Oe Thant om praktisch politieke redenen voorlopig geen mogelijkheid. Hij bepleitte daarom wat anders: „Het zou zeer wenselijk zijn indien landen in hun nationale militaire planning voorzieningen troffen voor passende eenheden, die op korte termijn ter beschikking kunnen worden gesteld voor VN-diensten en aldus de graad van improvisatie verminderden, die in een spoedgeval noodzakelijk is." Waardering had Oe Thant voor de Scandinavische landen die al enige tijd bezig waren met de gezamenlijke planning voor een troepenmacht, die ter beschikking van de VN kon worden gesteld. De hoop van Oe Thant dat andere landen dit voorbeeld zouden volgen, ging voor wat betreft Nederland in vervulling, toen enkele maanden later, 24 september '63, minister Luns liet weten dat de Nederlandse regering besloten had troepeneenheden voor VN-gebruik beschikbaar te houden. Van deze eerste toezegging is thans, zestien jaar later, gebruikgemaakt.

In Libanon

„De VN? Hoeveel tanks heeft die eigenlijlc?" (Cartoon vsn David Low naar de aanleiding van de missie van Hammerskjöld naar het midden-oosten in 1956)

Op Indonesië werd in 1960 een beroep gedaan door Hammerskjöld, die een VN-vredesmacht moest formeren voor Kongo. Een diorama in het Legermuseum in Djakarta herinnert nog aan de deelname van Indonesische troepen aan een VNvredesmacht in midden-Afrika. De Indonesische verliezen bedroegen zes doden. Tot Nederland - in die dagen nog volop verwikkeld in de Nieuw-Guinea-kwestie-drong weinig door van de Indonesische betrokkenheid bij de VN-vredesmacht in midden-Afrika en al helemaal ontging het Nederland welke eenheid gezonden was. Het was het 330e bataljon van de Siliwangidivisie, dat vrijwel geheel bestond uit Zuid-Molukkers, die eerst bij het KNIL hadden gediend, daarna op Ambon onder de RMS-vlag tegen het Indonesische leger hadden gevochten en vervolgens waren overgegaan naar de T.N.I. De ene lezing wil dat dit bataljon voor VN-dienst was uitverkoren omdat het uit zulke goede soldaten bestond, een andere lezing wil dat Soekarno het in die dagen niet onverstandig had geoordeeld d\t„rechts" geachte bataljon (overwegend christen-Ambonezen) een tijdje uit de buurtte sturen. Een van de problemen waarvoor de V.N. stond was de afscheidingsbeweging onder Tsjombe van Katanga. Het wrange van de geschiedenis wil, dat op 9 april 1960 de RMS-vertegenwoordiging in Nederland (Manusama c.s.) telegrafisch aan Tsjombe de steun aanbood van een eenheid Zuidmolukse vrijwilligers in Nederland. Bung Penonton meldt in zijn boek „De Zuidmolukse republiek": „De Katangese regering dankte telegrafisch voor het aanbod en deelde mee er zo nodig gebruik van te willen maken. In januari 1961 bereikten vertegenwoordigers van de RMS en de Republiek Katanga overeenstemming over het zenden van 400 Zuidmolukse militairen vanuit Nederland naar Katanga. Doordat echter de Nederlandse regering weigerde reisdocumenten te verstrekken, kon het detachement niet vertrekken. " Indonesië had evenals Ceylon, Guinee, Egypte en Joegoslavië zijn troepencontingent eind 1960 overigens alweer teruggetrokken uit protest tegen de weigering van Hammerskjöld iets te doen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 111

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's