GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 58

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 58

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

WJ magazine 12 aardolie). Hiertoe zijn grote investeringen nodig. Door middel van de associatie-verdragen tracht de Gemeenschap het klimaat te scheppen waarin deze investeringen kunnen gedijen. Het associatie-beleid is dus niet alleen bedoeld om de sociale en ekonomische vooruitgang van de betrokken ontwikkelingslanden te bevorderen. De EG probeert bepaalde omstandigheden te kreëren die wél gunstig zijn voor investeringen door multinationale ondernemingen van de Gemeenschap en de afzet van produkten uit de EG, maar die niet per definitie bijdragen aan de bestrijding van de armoede in deze landen.

Andere landen Het EG-beleid ten behoeve van andere ontwikkelingslanden is veel beperkter, en omvat maatregelen die samenhangen met de gemeenschappelijke handelspolitiek en het landbouwbeleid. De industriële export van de Derde Wereld kan de gemeenschappelijke markt gedeeltelijk tegen verlaagde, of zonder invoerrechten binnenkomen. De industriële export van de Derde Wereld kan de gemeenschappelijke markt gedeeltelijk tegen verlaagde, of zonder invoerrechten binnenkomen. Dit is althans het principe van het Algemene Preferentiële Systeem (APS), dat de landen van noord en zuid in de UNCTAD overeenkwamen om de industrialisatie van ontwikkelingslanden te bevorderen. Aan het APS van de Gemeenschap kleven nogal wat bezwaren waardoor de waarde ervan voor de ontwikkelingslanden beperkt wordt. In het systeem zitten veiligheidskleppen ingebouwd, die gaan werken als de konkurrentie voor de binnenlandse industrie van de EG te groot wordt. Dit maakt het systeem ingewikkeld en onzeker. Veel ontwikkelingslanden nemen daarom niet de moeite optimaal in te spelen op de mogelijke voordelen die het APS biedt. Maar ook als dit wel zou gebeuren, zouden de gerealiseerde voordelen op de totale uitvoer van de ontwikkelingslanden gering zijn.

Grondstoffen Op het terrein van de stabilisering van prijzen en exportinkomsten van grondstoffen neemt de EG geen principiële houding aan. De lid-staten bepalen per grondstof welk gemeenschappelijk standpunt zij zullen innemen. Overwegingen die hierbij een rol spelen zijn de belangen van boeren of industrieën in de Gemeenschap, het

zeker stellen van de aanvoer en de behartiging van de belangen van de ACSlanden. Deze faktoren werken in verschillende richtingen. Het willen handhaven van de mogelijkheid suikeroverschotten op de wereldmarkten te dumpen (gevolg: marktbederf) om de suikerproduktie in de Gemeenschap niet te behoeven in te krimpen, deed de EG besluiten niet tot de internationale suikerovereenkomst toe te treden. De zorg om de aanvoer en om de belangen van de ACS-landen brachten de Gemeenschap ertoe de tin- en cacao-overeenkomst wél te ondertekenen. De gezamenlijke lid-staten lijken grondstoffenovereenkomsten echter nauwelijks te gebruiken als middel om door stabilisering van prijzen en exportinkomsten, de ontplooiingsmogelijkheden van de Derde Wereld te vergroten. Per jaar verstrekt de EG ongeveer 700.000 ton granen en 150.000 ton melkpoeder als voedselhulp aan ontwikkelingslanden. Deze voedselhulp is op gang gekomen als reaktie op het ontstaan van de overschotten waartoe het landbouwbeleid van veel ontwikkelde landen heeft geleid. In de EG heeft men vooral met overschotten aan melkpoeder te kampen. Helaas heeft de Gemeenschap geen beleid ontwikkeld dat zou moeten bijdragen aan het verbeteren van de wereldvoedselvoorziening, waarvan de voedselhulp een deel zou kunnen zijn. De voedselhulp is daardoor een geïsoleerde maatregel, waarbij incidentele faktoren (overschotten, rampen) een belangrijke rol spelen. Konkluderend kunnen we stellen dat het beleid dat de EG nu voert ten opzichte van de ontwikkelingslanden, wordt beïnvloed door vele faktoren. De doelstelling van het bevorderen van de sociale en ekonomische vooruitgang van de Derde Wereld is er slechts één van, en moet soms wijken voor andere.

geen doel van de ontwikkelingshulp zou behoren te zijn. Ten tweede zou bundeling de hulp doelmatiger maken; dit zou gelden zowel voor de ontvangende landen (met dezelfde hulp zou meer gedaan kunnen worden door efficiëntere verlening van de hulp) als voor de Gemeenschap (de machtspositie van de EG zou er door verbeteren). Ten slotte wordt ook naar voren gebracht dat bij het voortgaan van de eenwording van de lid-staten in de EG, onvermijdelijk ook de ontwikkelingshulp geïntegreerd zal worden. Hoe moet dit streven naar verdere bundeling van de hulp beoordeeld worden? Om deze vraag te kunnen beantwoorden dient eerst duidelijk te zijn wat het doel van ontwikkelingshulp is of zou moeten zijn. Een van de belangrijkste zaken in dit verband is, dat de bevolking van de Derde Wereld bevrijd wordt van armoede (honger, ziekten, slechte behuizing, analfabetisme) en politieke en ekonomische afhankelijkheid. Armoede en afhankelijkheid zijn op plaatselijk, regionaal, nationaal en mondiaal niveau steeds nauw met elkaar verbonden. Een ontwikkelingsbeleid dat de werkelijke problemen tracht op te lossen zou daarom groepen mensen, landen en werelddelen moeten helpen bij het opvoeren van hun bedrijvigheid die door de mensen daar zelf bestuurd en uitgevoerd kan worden (de technieken en de gebruikte grond- en hulpstoffen moeten zoveel mogelijk lokaal beschikbaar zijn). Deze produktie zou op de eerste plaats gericht moeten zijn op de vervulling van de behoeften die samenhangen met het bestaansminimum. Zou bundeling van het hulpbeleid van de lid-staten nu een stap vooruit betekenen tegen deze achtergrond? Het antwoord op deze vraag hangt af van het hulpbeleid dat na de bundeling zal ontstaan. Daarover zal ik hieronder voorspellenderwijs iets proberen te zeggen.

Een gebundeld hulpbeleid? Op dit moment verlenen de afzonderlijke lid-staten veel meer ontwikkelingshulp dan de EG. Er gaan echter stemmen op, om de hulpverlening van de lid-staten binnen de EG te bundelen. Dit zou verschillende voordelen bieden. Op de eerste plaats zou hierdoor het proces van eenwording, dat op dit momtent lijkt te stagneren, nieuw leven ingeblazen kunnen worden. Dit lijkt mij een oneigenlijk argument, omdat bevordering van de integratie

Verschillen in hulpbeleid Het resultaat van de integratie hangt nauw samen met datgene wat geïntegreerd wordt, namelijk het hulpbeleid dat de lid-staten nu voeren. Voor de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk ben ik nagegaan welke de verschillen en overeenkomsten in hulpbeleid zijn. De belangrijkste verschillen blijken de antwoorden te zijn die de lid-staten geven op de vraag wat een wenselijk ontwikkelingsproces is. De Bondsre-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 58

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's