GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 103

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 103

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

oudere man, die in de dertiger jaren zó'n vast verankerde stevige grote plaats had, en die daar na de oorlog, die hem ook de nodige narigheid en grote zorg gegeven had, op teerde — maar je kent ..het weerwoord" mei. En toch was er een grote verering, dezelfde die je nu ziet voor televisie- en filmbekenden, voor sportmensen, voor lui uit de populaire muziek. Dat kwam vóór de oorlog in onze kringen niet voor, mijn ouders hadden om te vereren behalve God alleen het koninklijk huis en hun eigen voormannen. Colijn sprak een keer in Kras; waarom hij de gouden standaard niet losliet, en hoewel mijn ouders kien genoeg waren om te weten dat dat een van de redenen was voor de verschrikkelijke malaise, mijn moeder was door de man zo in vervoering geraakt, dat ze hem bij het langs haar gaan,,een f//c/e op zijn schouder kon geven". De vriendinnen vonden dat geweldig. Men benijdde haar. En toch was er tevens die onverbloemde kritiek en het gemopper, anders dan bij mijn ,,socialistisch" vriendinnetje (ja, mijn ouders waren toleranter dan de meesten) waar de leider geen kwaad kon doen en alles wat hij zei evangelie was. Toch was er ook bij ons een grote groep die op grond van de Bijbel er net zo over dacht; het gezag moest geëerd worden. Die had

geen ingeslapen boel bij mij thuis en toch had mijn moeder dit leven. Vergelijk dat eens met nu.

Na de Eerste Wereldoorlog voelden de mensen in ons land zich minder zeker van hun bestaan. Alle narigheid van de 19e eeuw was ver van hun bed geweest. Maar nu was het vlak bij geweest. Ze hadden op stille zomeravonden het geschut in België kunnen horen. In Duitsland bleef het een zootje, de keizer was weggejaagd, in Rusland de tsaar — al dit verschrikkelijk nieuws kwam druppelsgewijs binnen, omstandig verteld met bloemrijk commentaar in krant en weekblad. Echte voorlichting was er niet; de krach van '29 kwam als een lawine voor de gewone mensen. Niemand begreep wat er aan de hand was. Maar mijn schoonvader was ineens failliet en mijn man en zijn broertjes gingen vaak zonder eten naar school. Er was geen bestaanszekerheid, je wist nooit of je volgende week nog te eten had. In die sfeer hadden de mensen behoefte aan iemand, die het allemaal ook wel wist, maar die kon troosten, bemoedigen, uitzicht geven op beter tijden. Daarom werden

De Krach van'29 kwam als een lawine juist de socialistische voormannen zo vereerd, méér dan die bij ons. In die tijd waren de rooien de echte niet-hebbers en waren hun leiders, die hun gouden ochtendgloren van de nieuwe dag beloofden, halve afgoden. Dat waren echte patriarchale figuren. Maar ik geloof dat er bij het volk altijd een grote behoefte aan bevadering bestaat, als ergeeneconomischezekerheidis. Onze voormannen konden het ook allemaal mooi zeggen, dat zag je goed. Heleen, maar er was geen kritiekloze aanvaarding. Je wist wel dat je allemaal in hetzelfde benauwde schuitje zat, ook de spreker of schrijver. Maar in die ellendige echte armoetijd verstond de dominee zijri patriarchale taak: hij probeerde onze moeders, jullie grootmoeders, te verzoenen met hun lot, hen te wijzen op alle goede en mooie dingen die dat gezwoeg en geploeter met zich meebrachten. En moeder kon er dan weer een tijdje tegen. Ik heb dat zelf meegemaakt, hoe een man als ,,Jan Wat", als hij in Noord kwam preken, door zijn invoelen van de dagelijkse zorgen van de gewone mensen, eigenlijk een gezegende dominee was; hij wist van de zorgen en moeiten van de toenmalige huisvrouw en ook van de uitzichtsloosheid en later van de oorlogsdreiging. Er ging een charisma van hem uit. Vergeet ook niet, dat

92

in die tijd zo'n man veel verder van zijn gehoor af stond dan nu. Een populaire vent als hij was natuurlijk een televisieprins geworden. Dan hadden ze zijn gezicht goed kunnen zien, de gebaren die hij maakte, de kleren die hij aanhad. Maar mijn moeder zag haar voorman óf als dominee; ver op de preekstoel in een stampvolle kerk — of als spreker op een van de toogdagen; duizenden vrouwen uit het hele land in zoiets als de Ahoyhallen. Hij moest het doen met het rollende woord, het brede gebaar. Hij moest bezweren, inspireren, het oog naar boven richten, de grote taak verwoorden, moed geven, kracht met z'n allen deemoedig vragen. Daar moeten jullie niet te min over denken, over die toogdagen van toen. Heel wat vrouwen deden er de zo nodige nieuwe moed op, ze waren er met mekaar — fijne saamhorigheid — weer eens bij bepaald dat het hier beneden niet is; hoog omhoog, het hart naar boven. Je moest mijn moeder dan weer es horen zingen terwijl ze de was op het wasbord stond te boenen en het hitje haar hielp met wringer draaien en spoelen. Maar nu ben ik door een paar keer ,,Jan

Wat" te noemen een beetje vooruit gelopen op de historie. Want in die kleine wereld van de moeder van mijn kinderjaren is door de komst van de radio in de jaren 30 een grote verandering gekomen. Als ik me goed herinner kregen wij in '34 een radio, nee het moet '33 zijn geweest. Met die radio gingen mijn ouders — toch toleranter mensen dan de meeste van hun vrienden — heel voorzichtig om; je wist niet, watje er mee in huis haalde. Het programmablad van de NCRV werd goed bekeken; aangestreept wat de moeite waard zou zijn; de preek, als ze ziek waren (daar werd een keer door vader voor gedankt) een uitzending van de MattheusPassion op Palmzondag (idem). Maar er waren ook de sprekers en één ervan was ,,Jan Wat", ik denk om 7.15 's avonds; na de afwas en vóór de hiervoor al genoemde uitjes van vader en moeder. Ook daar durfde hij veel te zeggen, hij was de man van de wat bredere blik, hij lag mijn ouders wel. Eén keer verzocht hij de mensen, niet telkens aan hem te vragen, hoe hij dat nu toch wel met zijn eigen kinderen oploste, ..omdat ik zelf geen kinderen heb". Kijk, zoiets zou met de tegenwoordige media niet meer mogelijk zijn, dat zoiets niet bekend was, terwijl de man allang erg populairwas. •w-

-a is

De rooie leiders waren halve afgoden

En nu ben ik van mening dat de Waterink van die dagen, die een volstrekt eigen geluid liet horen in de benepen kleinheid van al die ploeterende gezinnen, niet afgedaan kan worden met de woorden patriarchaal en paternalistisch, zoals die in de zeventiger jaren door sommige mensen zijn gebruikt gaan worden, om daar iets denigrerends mee uit te drukken. Want hij was de raadgever, geen probleem zo knullig en

vu-Magazine 10 (1981 )3 (maart)

een vleeseter is? Dan liep-ie dan toch maar te moorden in dat Paradijs, of niet? Of is-ie dan toch later veranderd, zoals die Darwin zegt? Op zoiets werd niet ingegaan. Ik moest mij eersteens wat matigen, zo'n taal paste niet. Ik deed er beter aan, gelovig te aanvaarden wat mij werd geleerd, ik zou het allemaal later wel beter begrijpen. Nog vliegt het bloed me naar mijn hoofd om zo'ndooddoener Toch waren mijn ouders het niet met alles

voor weldenkende mensen niet belangrijk, of hij ging er met begrip voor de beperktheid van de vraagster op in. Hij hield van de mensen en de kinderen, hij zag zijn taak en stelde er een eer in, voor ieder klaar te staan. Hij was een der eersten die zijn naam gaf voor het comité van christelijke vakantie-adressen, een plannetje van mijn vader dat voor de oorlog tot grote bloei kwam. Maar hij was ook een der eersten, die na de oorlog er moeite mee had, dat die vereniging niet meer kon worden voortgezet; de tijden waren wel veranderd, maar de man niet. Denk niet, dat al die vaderlijke raadgevingen door ieder als zoete koek werden aan-

Waterink hield van kinderen vaard. Jullie hebt geen idee van de koffiegesprekken in de dagen vóór de oorlog, over wel of niet dialectische theologie, over het volstrekt onaanvaardbare van Nietzsche, over de gevaren van Kierkegaard. Ik hoorde die namen als kind zo vaak, en las er vlijtig over, dat ik ze zomaar vlot tik. Later noemde ik het theolulliseren. ,,lk hou van het weerwoord, broeder Brauckman" zei Waterink eens tegen mijn vader ,,dat is een teken, dat men niet Ingeslapen is". Kijk, jullie lezen wel die stukjes in Moeder — en laten we wel wezen, stukjes van een wat

vu-Magazine 10 (1981)3 (maart)

het moeilijk in de oorlog, juist omdat hèt gelovige mensen waren, voor wie de Bijbel een richtsnoer was. Wij hadden onze radio niet ingeleverd en luisterden naar de Engelse zender. Maar mijn tante, een schat van een gelovig mens, wilde daar niet van weten; ,,Je hoort op je knieën, Bertus, om vergeving te vragen voor de zonden, waarvoor we nu allen getuchtigd worden, in plaats van te luisteren naar die opruiende taal". En Waterink, iemand van dezelfde kerk, verborg Joodse kinderen in zijn instituut —op grond van wat hij in diezelfde Bijbel las. Vóór de oorlog was een tijd van alles wat in de Schrift stond, aanvaarden, voor mijn ouders als het niet voor tweeërlei uitleg vatbaar was. Als kind van elf kwam ik eens woedend uit school; hoe kan dat nou, dat Paradijs? Nou moet ik leren dat een tijger een scheurkies heeft en een kort darmkanaal, omdat het

eens. Je had ook een veelbeluisterd radioprogramma; \/ee/ vragen, één antwoord. Die man had het eens over vloeken en basterdvloeken (Ja, dat woord werd toen gebruikt. Geen sprake van dat ..Jeezes" gesis dat ik tegenwoordig in onze kringen hoor alsof dat doodgewoon is) Iemand vroeg, of een woord als verdikkeme nou wel of niet een basterdvloek was. Jazeker wel. Want het betekende eigenlijk; Moge God mijn zonden zo verdikken, dat ik in de hel kom. Dus; nooit verdikkeme zeggen, pas op. Dat werd je later aangerekend. Wel, hierover werd mijn vader zo kwaad, dat hij een brief schreef, want, zei hij tegen moeder, deze inlegkunde berust niet op wat er in de Schrift staat. Bovendien vind ik zoiets erg gevaarlijk. Het zou onze opgroeiende kinderen, die zelfstandig beginnen te denken en te geloven, eerder van de religie vervreemden dan omgekeerd

93

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 103

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's