GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 28

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 28

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Interieuropnamen in het Pi, december 1980 gehouden heb, eenvoudig omdat ik niet wist, dat zulke situaties, zulke gevoelens, zulke beschouwingen bestonden " Waterink benadrukt dan, dat zijn betoog gericht was tegen de excessen op dit terrein. Het bovenstaande is illustratief voor Waterinks kijk op het leven: matigheid in alles. Een prima idee wanneer het funktioneert tegen de achtergr.ond van de noodzaak tot rechtvaardige verdeling van de welvaart. Maar dat was tóén niet het geval: bij Waterink zat er meer het idee achter dat alle hartstocht uit den boze was: die moest beheerst worden. Hoewel hij heel voorzichtig is met het gebruiken van psychoanalytische ideeën, stond hij wat zijn kijk op de mens betreft misschien dichter bij Freud dan hij zelf doorhad. Hij kritiseerde Freud altijd om diens (al of niet vermeende) centraal stellen van de sexualiteit. Zelf probeerde hij dat juist altijd te voorkomen, m.n. als het over,,zonde" ging (en dat ging het vaak, in zijn opvoedkundige betogen). Dat hij masturberen (onaneren heette dat toen) niet zondiger vond dan koekjes eten was op zich een flinke stap in de goede richting, maar bij dit alles voel je toch een grote reserve t.o.v. alles wat naar erotiek of levensgenieten rook (hoewel hij zelf zelden zonder sigaar gesignaleerd werd — Freud zou hier wijze dingen over kunnen zeggen). Het duidelijkst voel je dat in die personeelsreglementen.(helaas ongedateerd) die we in de archieven van 's Heerenloo vonden: (artikel 4),,Het is het personeel verboden de kinderen te kussen; ook is het verboden zich door de kinderen te laten kussen. Herhaalde overtreding van dezen regel wordt met ontslag gestraft." Toch was hij zijn tijd een eind vooruit op dit gebied: de grondige en komplete sexuele voorlichting die hij de ouders opdraagt, is nog steeds niet gerealiseerd in de meeste gezinnen. En van hem mocht in 1957 een moeder al met haar dochter in bad. Dat soort dingen tekenen ook het publiek waarvoor Waterink schreef in ,,Moeder". Wat je inderdaad het bloeiende burgerlijke kerngezin van die tijd kan noemen. Naarmate de jaren vorderen zie je echter veranderingen: Steeds meer valt de term ,,ouderschap" i.p.v. alleen ,,moederschap". Niettemin zou, als 't aan Waterink lag het gezin altijd hetcentrum van orde, gezag, rusten blijheid blijven. Voor vader was daarmee ook alles gezegd. „Een vader heeft stellig zijn sociale, politieke, maatschappelijke en kerkelijke plichten. Maar dit kan nooit betekenen en dit mag nooit betekenen, dat een flinke vader van enige kinderen, zoals zo dikwijls gebeurt, èn lid is van de kerkeraad, èn van het schoolbestuur, èn van het bestuur van de kiesvereniging, èn van de gemeenteraad^ èn van het bestuur van het Groene Kruis, èn van verschillende plaatselijke commissies voor dit of voor dat. Dit is goddeloos." (sept. '57,pag.422)

26

Vader scheen alleen het gebed minder hard nodig te hebben om die rol te kunnen vervullen Biddende moeders zijn sterke moeders, schreef Waterink en je zult gelijk hebben als je zegt dat veel moeders daar steun uit geput zullen hebben. Maar, met alle respekt, zijn biddende moeders ook niet stille moeders? Groetjes, Jurjen

4 december

llou,nou,Jur, Wat een algemene uitspraak. Je lijkt Waterink wel. Maar ik weet wel waar je op doelt, denk ik: stil in de zin van braaf, gezagsgetrouw. Even los van de moeders bestaat er ontegenzeggelijk verband tussen een bepaald christelijkheid en gezagsgetrouw zijn. Ik vraag me af wat Waterink gevonden heeft van Adorno's analyse van de autoritair-onderdanige persoonlijkheid. Denkelijk kan hij diens politieke interesse al niet volgen en was Adorno's afkeuring van konformistische christenen helemaal tegen het zere been. Wat ikzelf als gevaar zie van het christendom, nl. dat christenen zich zo gemakkelijk en goedschiks onderwerpen aan een autoriteit, zal voor Waterink waarschijnlijk juist geen gevaar geweest zijn, maar uiting van het christelijk besef van eigen onvolkomenheid en schuld, waarbij ieder de ander uitnemender achtte dan zichzelf Het schijnt dat vrouwen dit besef altijd extra moesten hebben. Zo kreeg een moeder, die Waterink in juli 1949 schreef over de zin van het leven en van het moederschap in deze wereldtoestand, zich afvragend of kinderen hebben niet meer voortsproot uit drang en eigenliefde, dan uit Goddelijke opdracht van Waterink ten antwoord: en dan is voor VU-Magazine10(1981)1 (januari)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 28

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's