GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 58

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 58

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

„nadelen" ervan, die achteraf gezien het meeste nut voor de Derde Wereldsituatie blijken te hebben opgeleverd: het losgemaakt worden uit je vertrouwde omgeving, het leren aanpassen aan omstandigheden die je niet zelf gekozen hebt, leren omgaan met mensen enz. „ y^aar gaan mensen op stul<? Op hun functioneren, bij voorbeeld op het wonen op de campus met elkaar". Ook het feit dat de partners van de uitgezonden werkers (de zg. dependants) op deze wijze gelegenheid hebben volledig aan de cursus deel te nemen (voor de kinderen wordt waar nodig gezorgd) is een belangrijk pluspunt. Slagen of falen in de Derde Wereld blijkt namelijk voor een belangrijk deel ervan af te hangen of bij voorbeeld de vrouw zich er ook thuis voelt. Zij kan daar bij voorbeeld in veel gevallen haar beroep niet meer uitoefenen en moet het veelal binnenshuis zoeken: het huishouden, leiding geven aan personeel, lesgeven aan kinderen e.d. Bewustwording van en voorbereiding op de (on)mogelijkheden van een dergelijke situatie is bepaald van groot belang. Maar, zal iemand zeggen, is zo'n voorbereidingstijd überhaupt wel noodzakelijk? Natuurlijk moet men iets van de taal en het land weten en een hoeveelheid praktische informatie ontvangen voor men weggaat, maar is het niet overdreven om daar vier maanden voor uit te trekken? De vraag is hier eigenlijk: wat is nodig om goed te kunnen functioneren in een derdewereldsituatie? Wanneer je daarop een antwoord probeert te vinden, blijkt dat er uit gesprekken, rapportages en onderzoek in uiteenlopende landen steeds weer dezelfde zaken naar voren komen. Of het nu gaat om het optreden van Peace Corps-vrijwilligers, ontwikkelingswerkers, zendingsarbeiders of andere , .expatriates" (uitgezondenen), de belangrijkste factor acht men de persoonlijkheid van de werker en zijn/ haar vaardigheden, vooral op het gebied van menselijke relaties. Een vrijwilliger in West-Afrika: ,, Waar het op aan komt is wat je typeert: je houding ten aanzien van je werk, je omgang en je persoonlijke eigenschappen, je karakter". Openheid, soepelheid, aanpassingsvermogen, bereidheid om te leren, samen te werken, te luisteren, zelfkennis, tact, geduld, bescheidenheid, respect...zijn enkele van de termen waarmee zowel „counterparts" (de partners in het gastland) als onderzoekers en ook de zendingsmedewerkers in ons onderzoek de eigenschappen van een „goede" werker aanduiden. Zij/hij moet verder vooral ook

52

beschikken over sociale vaardigheden, relaties kunnen leggen, kunnen communiceren, conflicten oplossen en dergelijke. Kennis en begrip van hiërarchische structuren en ,,interactieprocessen", zowel in onze eigen ais in de vreemde cultuur, is daarbij nog belangrijker — zegt men — dan allerlei feitelijkheden omtrent andere culturen. Met andere woorden in de eisen aan een „goede" ontwikkelingswerker komt de verwachting tot uitdrukking dat hij op een bepaalde manier gekwalificeerd zal zijn wat betreft zijn motivatie, houding en gedrag, die uitgaat boven (hoewel niet losstaat van) zijn beroepsdeskundigheid, hoe belangrijk die overigens ook is. De gedachte is in overeenstemming met de stelling bij het proefschrift van J. H. Kanter die zelf jarenlang in Afrika werkte:,,Succes van deskundigen bij de bevolking in ontwikkelingslanden hangt, vooral in het beginstadium, meer af van hun persoonlijkheid en hun vermogen om persoonlijke relaties tot stand te brengen dan van hun technische bekwaamheden." is het vanzelfsprekend dat de aanstaande werker dit allemaal ,,in huis heeft"? De ervaring toont aan dat dit niet altijd het geval is. Er moet dus geleerd worden. En dat leren — ook dat blijkt steeds weer - kost tijd. Het simpelweg invoegen van een vak als bijv. omgangskunde is waarschijnlijk niet voldoende. Een Amerikaans auteur schrijft in dit verband: ,,Iemand een college geven over de ,,do's and don'ts" in een vreemd land is te vergelijken met een college over ,,hoe vlieg ik een B-52?". In beide gevallen zou de man misschien voor een schriftelijk examen slagen, maar zijn feitelijk gedrag zou onaanvaardbaar zijn." Leren houdt dus ook in: oefening. Zonder twijfel leert men op dit punt het meest in de situatie zelf. Dat geven de ex-cursisten in het onderzoek ook aan. Niettemin houden zij een gelegenheid om zich op dit leren voor te bereiden, gevoelig te worden voor situaties, de omgang met elkaar in de leefgemeenschap (met alle spanningen van dien), oefeningen bij voorbeeld in de vorm van rollenspel en vooral ook het luisteren naar de ervaringen van verlofgangers, voor absoluut noodzakelijk. ,,ik zou daar erg hard in zijn", zegt een ex-cursist, die aanvankelijk sceptisch stond tegenover de cursus ,,iemand die de cursus niet volgt, komt niet in aanmerking voor uitzending." Ook andere ondervraagden onderstrepen dit punt {„Daarom is het verblijf in het HKI zo belangrijk: als je je daar niet thuis voelt en je er ook geen

thuis kunt maken, dan lukt het vast ook niet in de Derde Wereld"), met name ais zij mensen ontmoet hebben die op andere wijze zijn uitgezonden, bijv. door bedrijf of universiteit, en zonder een gerichte voorbereiding. Eén van de ondervraagden: ,,Er was eens een Schot, die vroeg aan mij: ,,Zijn er ook kerken in X?" ,,Ja, honderden!" Hij sprak nog geen woord Indonesisch, was er al twee jaar. Dan denk ik: jij bent echt te Westers bezig. Men is er kennelijk ook niet echt gevoelig voor gemaakt om zich erin te verdiepen." Op welke leerdoelen moet nu zo'n voorbereidend programma gericht zijn? Gewoonlijk bestaat een cursistengroep uit een uitermate heterogeen gezelschap: mannen, vrouwen, verschillende beroepen, verschillende vooropleidingen, men gaat werken op verschillende nivo's in de gastlandsamenleving, in de stad dan wel op het platteland, enz. Onder de ondervraagde ex-cursisten bevonden zich bij voorbeeld theologen, een arts, fysiotherapeut, leraar, kerkelijk opbouwwerker, agoog, een begeleider van een technische school en een aantal van hun partners. De programma-doelen zullen dus zowel algemene als meer gerichte elementen moeten omvatten in samenhang met de toekomstige werkplek van de cursisten. Bovendien zullen zij de visie van de uitzendende instantie op ontwikkeling en/of zending weerspiegelen, dan wel het gebrek daaraan. Zonder een dergelijke visie, waaruit doel en functie van het ontwikkelingswerk of de zendingsarbeid en de rol van de werker daarin spreekt, is het namelijk moeilijk op een zinnige manier leerdoelen voor een onderwijsen/of vormingsprogramma vast te stellen. De HKI-staf heeft haar doelstelling als volgt geformuleerd: Mensen helpen bij de voorbereiding op een werkperiode in dienst van kerkelijke instanties in de Derde Wereld, zodanig dat zij binnen de bestaande organisaties in een andere culturele omgeving hun deskundigheid kunnen inzetten vanuit het Evangelie". Een vrij gerichte doelstelling dus, gebaseerd op het begrip ,,wederzijdse assistentie van kerken" als eigentijdse invulling van het woord „zending". Toch stuiten we op vragen wanneer we proberen uit dit begrip wederzijdse assistentie wat essentiële elementen van de taak van een zendingsarbeider af te leiden omdat dit in feite noodzakelijk is met het oog op de vormgeving aan een goede voorbereiding op die taak. Vragen bij voorbeeld naarde aard van het begrip ,,assistentie": bijstand vu-Magazine 12(1983) 2 februari 1983

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 58

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's