GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 460

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 460

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ook in de politiek. Daar kunnen wij wat van leren, denk ik." Die zelfkritiek in westerse wetenschappelijke kringen en de bereidheid om zonder dédain naar de benadering van andere culturen te kijken, vormen een betrekkelijk nieuw gegeven. Een congres aan de VU rond het thema 'ethocentrisme' ligt nog vers in het geheugen. Daar werd min of meer afgerekend met de vanzelfsprekend geachte superioriteit en de daarmee gepaard gaande arrogantie van de westerse rationaliteit, met name waar dit het wetenschappelijke bedrijf betrof "Dat is juist. Echter, niet alleen onze, maar élke cultuur is geneigd om zichzelf als absoluut middelpunt te zien. Delphi werd indertijd al als de 'navel van de wereld' beschouwd. In Midden-Java staat op een berg een paal, die de spijker van de wereld wordt genoemd. De Chinezen waren geschokt toen ze in de zeventiende eeuw geconfronteerd werden met wereldkaarten van Nederlandse cartografen, waarop China niet in het midden lag. De karakters waarmee de naam 'China' wordt geschreven, betekenen eigenlijk 'land van het midden'. Elk land ziet zichzelf als het centrum, elk mens beschouwt zichzelf in feite als het middelpunt. Daarom is het voor iedere persoon, elk land, elke cultuur zo belangrijk om te beseffen, dat wat je bent, of aan het worden bent, onder invloed staat van anderen. Een kind dat alleen op een verlaten eiland opgroeit, wordt nooit een volwaardig mens. We beseffen die invloed op tal van terreinen al wel, maar ten aanzien van de cultuur moeten we dat blijkbaar nog leren." Het 'complementaire' denken — een denken dat gericht is op het zoeken naar aanvullende elementen in plaats van naar tegenstellingen, 'anti-these' en elkaar uitsluitende wereldbeschouwingen — loopt als een rode draad door het filosofisch werk van Van Peursen. Dat geldt niet alleen zijn denken over culturen, het geldt evenzeer zijn talkrijke pogingen om het beste uit alle mogelijke wijsgerige systemen samen te brengen in één geïntegreerd filosofisch stelsel. Dat laatste streven stuitte niet zelden op verzet, ook binnen de VU waar, toen Van Peursen er begon, Dooyeweerd's 'Wijsbegeerte der Wetsidee' nog onomstreden was. Van Peursen's sympathie voor zekere elementen uit Husserl's fenomenologie, uit het denken van uiteenlopende figuren als Marx en Wittgenstein, en uit het Franse existentialisme bij voorbeeld, oogstten niet louter bijval in die beginperiode, maar betekende uiteindelijk wellicht toch een doorbraak in het strak dogmatische, filosofische denken van weleer aan de VU. Dat pogen was niet zonder meer gericht op

376

f T ^ e westerse rationaMJ liteit is naar mijn mening te zelfstandig, te eigenmachtig geworden, heeft als het ware een scherm geplaatst tussen ons en de werkelijkheid.' pure synthese — het achteloos samensmelten van ongelijksoortige elementen —, zo benadrukt de scheidende wijsgeer. "Het betekende voor mij wél, dat je toch met elkaar moet worstelen om tot een juist inzicht, een juiste beslissing te komen. Er moeten keuzen gemaakt worden — daar wil ik niet onderuit — of die nu van politieke, economische, sociale of religieuze aard zijn. Maar ik denk dat pas wanneer je de kritiek over en wéér gehoord hebt en de vraag gesteld: waar vult de ander ons aan?, dat je pas daarna tot een wezenlijke beslissing kunt komen. Het is in het verleden al te vaak gebeurd, dat onze westerse visie gelijkgesteld werd met dè christelijke visie. In dat licht is het niet verbazingwekkend dat dit christendom in onze westerse cultuur in veel gevallen dogmatisch en rationalistisch werd. Dat leidde tot een antithese — wi'j aan de goede kant, zij aan de verkeerde — waardoor het uiterst moeilijk werd om nog oog te hebben voor de zwakheden bij jezelf of voor de goede kanten bij de ander."

T

ot slot nog even terug naar de toekomst van de wetenschappelijke ontwikkeling en de gevolgen daarvan voor de samenleving. U lijkt wat dat betreft niet tot een eenduidige, harde uitspraak te verleiden.

"Kijk, je moet oppassen dat je de lijn uit het verleden niet zonder meer doortrekt naar de toekomst. Dat vind ik gevaarlijk, omdat je belangrijke factoren die zich nog kunnen aandienen, niet kunt voorzien.

f W 'Wet is in het verleden W\al te vaak gebeurd, dat onze westerse visie gelijkgesteld werd met dè christelijke visie. In dat licht is het niet verbazingwekkend dat dit christendom dogmatisch en rationalistisch werd."

Nog geen halve eeuw geleden deed iemand voorspellingen over de dichtheid van het spoorwegnet in de toekomst. Hij had een berekening gemaakt op basis van de toen bekende gegevens en die lijn 'geëxtrapoleerd', doorgetrokken dus, naar de toekomst. Die voorspelling kwam natuurlijk niet uit. Waarom niet? Hij had de expansieve ontwikkeling van de burgerluchtvaart niet voorzien! Ik zie in de huidige ontwikkeling twee tendenzen: een goede en een niet-goede. Er is een goede tendens waarneembaar waar we vandaag de dag weloverwogen keuze maken ten behoeve van de toekomst, die gaan in de richting van een betere relatie tot God, de medemens en tot de aarde. Er is een eveneens toenemende, negatieve tendens die we ook vandaag zien, namelijk de neiging om de mens te manipuleren, de mens te reduceren tot het resultaat van zijn eigen produktie, van zijn eigen, zelfstandig geworden rationaliteit." De vraag is natuurlijk welke tendens de overhand krijgt. "Die vraag beantwoord ik niet. Ik vind de vraag veel belangrijker: wat vind je nu dat sterker moet zijn? Mijn antwoord daarop zal inmiddels duidelijk zijn. Stel dat ik uw vraag van zoeven negatief zou beantwoorden; dat zou betekenen dat ik alle hoop op een overwicht van de positieve tendens heb opgegeven en dat verdere pogingen in die richting zinloos zouden zijn! Ik ben ervan overtuigd dat je overal in die ontwikkeling wissels kunt omzetten, al is het natuurlijk wel zo dat die wissels steeds vaker worden omgezet door machten die buiten onze invloedssfeer liggen, de reklame, de mode, de verborgen verleiders van onze samenleving. Als die een eigen leven gaan leiden, krijgt niemand ze meer in de hand. Het lijkt me voor de politiek dan ook van groot belang om op die geestelijke dimensies van ontwikkeling te letten." Niettemin blijft u optimist. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, want de mogelijkheid tot keren is nog aanwezig, zo beluister ik in uw woorden. "Ik geloof inderdaad dat er mogelijkheden genoeg zijn om de mens bewust te maken van de gevaren die ons wel degelijk bedreigen. Ik constateer dat we ons recentelijk zijn gaan bezinnen op de oogkleppen die we al die tijd voor hadden. Daarmee zeg ik niets meer en niets minder dan: pas op, er ontwikkelen zich positieve en negatieve tendenzen! Als u die veronderstelling, namelijk dat er nog een keus te maken valt, 'optimistisch' wilt noemen, wel, ga uw gang zou ik zeggen!"D

VU-MAGAZINE — NOVEMBER '85

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 460

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's