GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 114

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 114

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een hoofdstuk uit de mentaliteitsgeschiedenis:

Ideeën van tijd in de Westerse samenleving "Wat is tijd? Wanneer niemand mij het vraagt, weetik het; wanneer ik het wil verklaren aan iemand die het mij vraagt, weet ik het niet". Deze uitspraak van kerkvader Augustinus heeft tegenwoordig, 1600 jaar later, nog steeds zijn waarde behouden. Heel bondig wordt de problematiek van de tijd erin samengevat. In hetdagelijkse leven brengt hettijdsbegrip weinig problemen metzich mee. De ogenschijnlijke eenvoud is echter bedrieglijken verdwijnt zodra men zich er in gaat verdiepen. Dat is zowel in als buiten de wetenschap gebeurd. Wetenschappelijke ideeën overtijd zijn doorfilosofen, wis-en natuurkundigen geformuleerd, bij voorbeeld door Newton, Leibniz, Kant, Hegel en Einstein. Hun inzichten behoren tot wat genoemd wordt de 'ideeëngeschiedenis'. Daarvoor en daarnaast bestaat er echter een voor-en niet-wetenschappelijk denken overtijd. Dit denken is objectvan studie in de 'mentaliteitsgeschiedenis' waarin de vaak nauwelijks bewust gerealiseerde, gangbare opvattingen van de gewone, naamloze mens centraal staan. In deze bijdrage belicht ikdit voor-en niet-wetenschappelijke denken overtijd, al kan men dit denken niet helemaal los zien van wetenschappelijke ideeën. Welk tijdsbesef had de mens in de christelijke middeleeuwen? Hoe dacht men tijdens de renaissance en in de verlichting over stabiliteit en verandering, over verleden en toekomst? En wat is de bijdrage vandespoorweg in het ontstaan van één nationale tijd? Overdeze en dergelijke vragen handeltditartikel. Dr. BenC.de Pater De tijd stellen wij ons voor als een rechte as, waarop het verleden achter ons, de toekomst voor ons ligt. Hoe vanzelfsprekend en natuurlijk dit ook lijkt, deze opvatting van tijd is in sterke mate een produkt van de moderne wetenschap, van een mechanistisch wereldbeeld. De religieuze mens zag de tijd daarentegen veelal als cyclisch, als een gesloten cirkel. Door middel van riten werd aan het begin van elk jaar de wereld als het ware opnieuw geschapen, een nieuwe wereld die vrij van zonde was. Op deze gedachte van een eeuwige herhaling maakt de joods-christelijke religie een uitzondering. De sequentie van de schepping van de wereld, de zondeval, de komst van Gods zoon op aarde, en ten slotte het Laatste Oordeel is onomkeerbaar en éénmalig. Met dit 'heilshistorisch' schema is de idee van een lineaire tijd verbonden. Augustinus bij voorbeeld kapittelt de filosofen die in een cyclische tijd geloofden. Behalve de lineaire tijd, die door Augustinus wordt bezien in relatie tot de menselijke geest — het verleden metdeherinnering, hetheden met

92

de aanschouwing en de toekomst met de verwachting — ligt voor Augustinus in de tijd ook een heenwijzing naar de Goddelijke tegenwoordigheid, naar een eeuwig en tijdloos heden. God

schiep de tijd, maar is zelf niet in de tijd. In Augustinus' visie op de tijd kondigt zich de door de religie doordrenkte middeleeuwse cultuur aan. Drie vormen van tijd werden onderscheiden: aeternitas, het eeuwige onveranderlijke zijn, aevum, een tussenvorm afgeleid uit de aeternitas maar overwegend transcendentaal en tempus, de concrete aardse tijd, en manifestatie van de twee eerste vormen van tijd. In de vroege middeleeuwen ging de aandacht vooral uit naar aeternitas en aevum. In de veertiende en vijftiende eeuw, toen men steeds meer oog kreeg voor het aardse en voor empirische waarnemingen, kwam meer en meer belangstelling voor de tempus. Deze ontwikkeling preludeert op het latere ontstaan van een mechanischrationeel wereldbeeld.

Dr. Ben O. de Pater

Seizoenen Volgens hedendaagse historici was in de middeleeuwen de gedachte in het laatste tijdperk voor de wederkomst van Christus te leven, algemeen. Het gaat hier echter primair om een 'heilshistorische', een sacrale tijd. Het is een conceptie van tijd die verbonden is met hetgeloof in een hogere, boven-

vu-Magazine 14 (1985) 3 maart 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 114

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's