GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 360

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 360

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

heel als 'bevindelijk gereformeerd' worden beschouwd. Om misverstanden te voorkomen: men vindt ze dus niet in de 'gewone' gereformeerde kerken en ook niet onder de gereformeerden vrijgemaakt, welke beide groeperingen, in de ogen van de bevindelijken althans, het 'oude spoor' reeds lang geleden bijster raakten; daar laat men zich "valse oksels onder de zielen naaien". Dat oude spoor, het vasthouden aan de onveranderlijke 'oude waarheid', is wat de bevindelijken bindt, ook al betwist men elkaar, óók binnen die kringen, de enig juiste visie op die waarheid. Erg zachtzinnig gaat het bij die onderlinge strijd nooit toe. De oude waarheid ligt verankerd in de belijdenisgeschriften, de 'Formulieren van Enigheid', die in 1619, bij gelegenheid van de Synode van Dordrecht, het licht zagen. Het gegeven dat de hervormde kerk — 'de kerk der vaad'ren' immers -- daarover, onder invloed van de tijdgeest, een steeds relativerender licht liet schijnen, is de oorzaak van het ongenoegen bij de vele preciezen, dat bij tal van gelegenheden aanleiding tot kerkscheuring gaf. De bijbelbeschouwing, de strikte levenswandel én de maatschappijvisie van deze 'zwaren', zijn rechtstreeks op die oude waarheid terug te voeren. Grondtoon in hun geloofsopvatting, die als het ware alle andere ideeën en gedragingen der bevindelijken in een bijna vanzelfsprekende noodzakelijkheid bepaalt, is het onverkort vasthouden aan de leer der predestinatie. Reeds vóór hun geboorte heeft God de mensen gescheiden in bokken en schapen, in uitverkorenen en verdoemden. Deze orthodoxe 'uitverkiezingsleer' heeft een aantal keiharde consequenties, zoals de gevolgtrekking dat de mens zelf niets, maar dan ook helemaal niets, aan 'Gods eeuwig raadsbesluit' kan veranderen; niet ten goede maar ook niet ten kwade, niet door tejeremiëren, noch door het doen van 'goede werken'. Een mens blijkt in die meest rigide opvatting zelfs niet in staat om zich te bekeren of 'vergeving van schuld' te vragen; reden waarom oproepen daartoe in die kringen dan ook meestal achterwege blijven. De mens is van geboorte-afaan 'gedompeld in schuld' en geenszins bij machte zichzelf bij de haren uit dat zompig moeras van zonden te trekken. "De Heere moet je als een stuk brandhout uit het vuur rukken." Dit totale menselijke onvermogen is kort en goed vastgelegd in 'de vijf nieten': ik wil niet, ik kan niet, ik heb niet, ik deug niet, ik weet niet. Volstrekt logisch dus dat een grote mate van passiviteit, lijdelijkheid, ja zelfs zekere trekken van fatalisme de bevindelijken typeren. Een algemene levenshouding die nog eens extra wordt aangescherpt door het al evenzeer onwankelbare vertrouwen in 'Gods fiand en Zijn voorzienig bestel in alle dingen'.

leer moeten leven. De 'persoonlijke vroomheid' werd daarom indringend gepropageerd, onder meer door Gisbertus Voetius, die in 1634 'den ghemeyen sleur, de ongeresolveerde en slappe belijders, de halfbacken gereformeerden, de pronck-christenen met een middelbare passabele God' aan de kaak stelde. De vraag die alle bevindelijken vanzelfsprekend kwelt is: hoor ook ik tot de uitverkorenen?, ben ik behouden? Want dat is dus allerminst zeker, al behoor je tot 'Gods meest getrouwe werkers in de wijngaard'. Men is in die kringen daarom voortdurend gespitst op mogelijke tekenen die erop zouden kunnen duiden dat 'God met je bezig is', dat 'de Heere' — zoals het Opperwezen in die kringen onveranderlijk wordt aangesproken — 'je is komen te arresteren'. Men dient daarom de eigen 'staat' bij voortdurende zelfbeproeving te onderzoeken en het eventuele heil volstrekt individueel te ondervinden. Vandaar de naam: 'bevindelijken'. Die naam slaat overigens ook op de manier van preken, die afwijkt van wat in andere kerken gebruikelijk is. Hier geen stichtelijke praatjes voor de vaak. In andere (protestantse) kerken geschiedt de 'bediening des Woords' op voorwerpelijke wijze; men biedt een geloofsstuk aan als een object, afstandelijk dus. Zo niet bij de bevindelijken waar het 'onversneden Woord' vanaf de kansel onderwerpelijk gebracht wordt, persoonlijk doorleefd, dat wil zeggen: men preekt niet erover, men preekt eruit! De 'kleingelovigen en onbekeerden' in de gemeente ontziet men daarbij bepaald niet. Met een haast masochistisch genoegen verzucht het kerkvolk dan: "Wat ging de ploegschaar er vanmorgen weer diep door...!" Dat de bevindelijken behalve modernisten zijn, komt tijdens de kerkdienst onder meer ook tot uitdrukking in de 'tale Kanaans' die er nog altijd klinkt; een voor leken schier onbegrijpelijke woordbrij waarin tal van archai sche uitdrukkingen, veelal ontleend aan de bijbel die men er in de 'statenvertaling' hanteert. Men zingt er slepend en op 'hele noten' — louter psalmen en dat dan nog in een berijming van eeuwen her. En men zal er nimmer een vrouw op de kansel of in de ouderlingenbank aantreffen. De uitwerking van dit uiterst strak belijnd geloof, op zowel de persoonlijke levenswandel als op de bredere maatschappelijke opvattingen en gedragingen, is onmiskenbaar groot. De ware bevindelijke stemt SGP — de enige partij in ons land die nog immer het streven naar (het herstel van) de onvervalste theocratie op het program heeft staan — en zijn vrouw stemt niet, of machtigt haar man dat voor haar te doen. Hij leest het Reformatorisch Dagblad, heeft geen televisie en had tot voor kort ook geen radio. Tot in het recente verleden had hij onverkomelijke gemoedsbezwaren tegen vaccinatie van mens en vee (vandaar bij voorbeeld de polioepidemieën) en tegen al wat zweemt naar verzekeringen (immers in strijd met 'Gods voorzienig bestel'!). Tweemaal per zondag gaat de bevindelijke naar de kerk, terwijl de rest van die dag in volstrekte rust wordt doorgekomen. Zelden treft men hem aan in een vakbondsvergadering. Men vindt de bevindelijk gereformeerden in hogere concentraties met name in Zeeland, op de Zuidhollandse eilanden en op de Veluwe. Die concentratie houdt nauw verband met hun gemiddeld genomen, betrekkelijk geringe maatschappelijke positie: ze zijn oververtegenwoordigd in de agrarische sector bij voorbeeld, en in de kleine zelfstandige beroepen. Zij waren, in tegenstelling tot Kuypers 'gewone' gereformeerden, de échte 'kleine luyden' en zijn dat tot op zekere hoogte ook gebleven.

IJ de bevindelijken wordt if onversneden Woord vanaf de kansel onderwerpelijk gebracht, persoonlijk doorleefd: men preekt niet rover, men preekt eruit!

M

en zou met enig recht mogen verwachten dat een dergelijk neerdrukkend geloof tot losbandigheid en een immorele levenswandel leidt. Want: wat maakt het allemaal uit, nietwaar? Niets van dat al bespeurt men echter in bevindelijke kring. Een strengere normering van het godsdienstige én het alledaagse leven dan men daar vindt, is nauwelijks denkbaar. Ieder, óók de niet-uitverkorene, heeft zich zonder uitzondering te houden aan de strikte naleving van Gods wetten. Want de mens, hoewel onbekwaam tot enig goeds, blijft verantwoordelijk voor zijn daden. Daarin ligt de oorzaak van het feit dat men bevindelijken ook wel als piëtisten aanduidt: hun strenge normen gaan namelijk terug op de 'Nadere Reformatie', een piëtistische opwekkingsbeweging die rond het midden van de 17e eeuw de gedachte uitdroeg dat de Reformatie niet voldoende was geweest; die had slechts de leer ingrijpend 'gereformeerd', maar niet de mens. Oók in de alledaagse gedragingen zou men naar die 294

Het zal niet verbazen dat die maatschappelijke positie alles te maken heeft met hun geloofsopvatting. Veel moeite om hogerop te komen hebben de bevindelijken nooit gedaan. Aan een actieve, georganiseerde emancipatie hebben zij VU-magazine, 14e jaargang nr. 8, september 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 360

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's