GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 39

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 39

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

len, slapeloosheid, misselijkheid — die optreden wanneer men niet drinkt. Controleverlies, het geen maat meer kunnen houden, is het derde: het blijkt niet langer mogelijk zich te houden aan afspraken, van tevoren met zichzelf of anderen gemaakt, om niet méér te drinken dan een bepaalde hoeveelheid; begint men eenmaal met drinken dan drinkt men door. Het laatste criterium is de drankzucht: de onbedwingbare lust tot drinken bij alleen al de aanblik of de geur van drahk, of in situaties waarin men gewoon is te drinken. Drank is in dit stadium tot een obsessie geworden en domineert het hele denken en doen. De achterliggende oorzaken die verklaren waarom bepaalde personen wel en anderen juist niet het riskante pad van excessief alcoholgebruik opgaan, en die dus bepalend zouden kunnen zijn voor het verdere individuele lot, worden, eveneens vrij algemeen, gezocht in psychologische, sociale en genetische factoren. Hoewel van alcoholisten bepaald niet gezegd kan worden dat ze een overeenkomstige 'persoonlijkheidsstructuur' bezitten, zijn er bepaalde karaktertrekken die in deze groep relatief vaak voorkomen. Het zijn niet zelden mensen, gesloten van aard en met een opvallende geldingsdrang, die onlustgevoelens al snel als ondraaglijk ervaren. Veelal missen zij de mogelijkheid om die gevoelens te kanaliseren en af te reageren, anders dan door ze met veel drank weg te spoelen. Ook sociale factoren spelen mee, zoals de algemeen gangbare houding tegenover drank en dronkenschap die men in de naaste omgeving erop na houdt. Is die houding tolerant dan zal er minder rem zijn op het inviduele drinkgedrag. In wijder verband geldt dat ook het maatschappelijk klimaat inzake alcoholgebruik: hoe drankvriendelijker een cultuur of directe omgeving, des te geringer de neiging zich beperkingen opteleggen. Meer omstreden zijn de genetische factoren. Zij suggereren een zekere erfelijke aanleg die een voorkeur voor alcohol in de hand werkt. Zeker is dat erfelijke eigenschappen een rol spelen bij de aanpassing aan alcohol van cellen in het centrale zenuwstelsel. In het voordeel van deze 'genetische theorie' pleit ook een onderzoek, in de Verenigde Staten verricht onder geadopteerde kinderen, die dientengevolge geen sociale invloed van hun 'biologische' ouders hebben ondergaan. Kinderen van wie één (of beide) natuurlijke ouder alcoholist was, bleken opvallend vaker tot alcoholisme te neigen dan kinderen zónder die erfelijke belasting.

Automatisme Vooral deze genetische factoren brachten de meest eminente onderzoeker op het terrein van alcoholisme, E. M. Jellinek, er in 1960 toe om alcoholisme als een ziekte te bestempelen. Het belang van die conclusie lag met name in het feit dat, als gevolg daarvan, de 'schuldvraag' werd verlegd en niet langer een adequate behandeling van alcoholisten in de weg stond. Gold voordien nog dat een alcoholist zijn verslaving uitsluitend aan zichzelf en zijn geestelijke zwakheid had te wijten en dat behandeling dientengevolge zinloos en onmogelijk was, nu werd die schuld grotendeels buiten de verantwoording van de betreffende persoon gelegd en kregen allerhande, aan de nieuwe theorie aangepaste therapieën ruim baan. Alcoholisme was eindelijk bespreekbaar geworden. Die ziekte-opvatting staat echter inmiddels alweer ter 24

de Sociale Dienst heb ik zelfs aangeboden om desnoods maar bomen te gaan kappen in het Amsterdamse Bos. Als ik maar wat om handen had! 't Gekke is datjuist op het moment dat ik weer begon te drinken, er een baan in zicht kwam. Dat heeft toen weldegelijk een remmende invloed gehad. Ik heb me echt een tijd ingehouden. Voor mij hing alles af van die job bij dat reclamebureau, waar ik nu overigens nóg werk. Het heeft al met al dan ook vijf jaar geduurd voor ik aan m'n volgende opname toe was, zeven jaar na de eerste dus. Wel begon ik geleidelijk-aan weer meer te drinken, met alle gevolgen vandien: na verloop van tijd begon mijn buitensporige ziekteverzuim natuurlijk wel op te vallen. Toch dacht ik daar niet echt bij na. In feite had ik dus van die eerste opname geen moer geleerd.

discussie. Deze zou een al te sterk automatisme veronderstellen tussen drankgebruik en verslaving. Schippers verwoordt dat bezwaar tegen het ziekteidee door erop te wijzen dat niet iedere excessieve gebruiker in de problemen raakt en dat juist de grote verscheidenheid aan sociale en psychische oorzaken het lot van de stevige innemer in zo sterke mate bepaalt. Bovendien, aldus deze onderzoeker, verschilt de invloed van die factoren per individu zodanig dat men onmogelijk nog van een ziekte, met algemeen geldende, 'boven-individuele' oorzaken en een vast verloop, kan spreken. Hoe het zij, één van de belangrijkste conclusies die Schippers uit zijn eigen onderzoek destilleert is, dat de opvattingen die men heeft ten aanzien van alcohol — inclusief de waardering van de effecten — in nauwe relatie staan tot het drankgebruik. Hoe positiever die opvattingen, des te groter de hoeveelheid alcohol die men zichzelf toestaat. Die belangrijke conclusie werpt een schril licht op de constatering, aan het begin van dit verhaal gedaan, dat de algemene tendens in ons samenleving gaat in de richting van een steeds grotere tolerantie ten opzichte van het alcoholgebruik. Het huidige cultuurpatroon is onmiskenbaar uiterst alcoholvriendelijk te noemen en alleen daarom al een factor van betekenis in hetdrankgebruikvan velen. Deze uitkomst verklaart wellicht ook voor een niet gering deel waarom, ondanks het bestaan van tal van klinieken, opvangcentra en consultatiebureaus, en een scala van de meest uiteenlopende therapieën die hulpverleners ter beschikking staan, de uiteindelijke vruchten van behandeling, zeker op langere termijn, zeer gering zijn. De 'recidivisten' onder de één of meerdere keren behandelde alcoholisten zijn uitermate talrijk; de succespercentages van de behandelingscentra navenant en moedeloos makend laag. Sommige klinieken geven, heel bescheiden, aantallen van rond de vijf procent genezen verklaarden op. Andere instellingen claimen succes in vijftig procent van de gevallen. Maar dergelijke geflatteerde cijfers lijken vooraleerst het gevolg van de methode om iedere alcoholist maar 'genezen' te verklaren, van wie men eenjaar lang niets heeft vernomen.

Smoezen "Die twee jaar na de eerste opname was ik werkloos. Ik kon daar absoluut niet tegen, werd er gek van. Bij VU-Magazine 14 (1985)1 januari 1985

Ik verzon de gekste trucs en de mooiste smoezen om de oorzaak van mijn werkverzuim te camoufleren. In het begin lukte dat. Maar het laatste jaar liep 't op alle fronten fout. Mijn absentie begon echt in de gaten te lopen. Ik kon m 'n werk niet meer naar behoren doen. Men merkte dat ik veel dronk — zeg maar: zoop — al deed ik dat nooit onder werktijd. Ik kreeg last van hevige maar onberedeneerde angstgevoelens. Van een rinkelende telefoon sprong ik al een meter de lucht in. En die angsten werkte ik weer weg met nieuwe ladingen drank, zónder dat ik in de gaten had dat het onthoudingsverschijnselen waren die de alcohol juist veroorzaakte. Dooreen samenloop van omstandigheden — want zo gaat dat meestal — belandde ik voor de tweede maal in de Jellinekkliniek. Mijn baan stond op springen, ik had in mijn directe omgeving bijna alle schepen achter me verbrand, telefoon, gas en licht waren afgesneden en ik had geen rooie cent meer. 't Waren dus weer de externe, zeg maar 'sociale' omstandigheden, en niet de drank zelf, die me daar terecht deden komen. Ook die tweede keer was ik nog niet echt gemotiveerd om van de drank af te komen. Dfe motivatie kreeg pas een beetje vorm tijdens de tweede opname die drieëneenhalve maand geduurd heeft. Toen pas heb ik heel serieus geaccepteerd dat ik niet meer kón en dus niet meer mocht drinken. Maar dan ook geen druppel... Ik was inmiddels 31 en wat rijper. En, wat 't belangrijkste is: ik had mijn baan nog en ik had collega 's die 't heel goed oppakten. Wantdiezijn, als je droog blijft, haast nog blijer dan je zelf bent. Die motivatie groeide ook toen ik zag dat nuchter de zaken lekkerder lopen, al die dingen waar je eerst moeite mee had. Duidelijk werd dat de kick van de drank in geen verhouding stond tot de ellende van de onthoudingsverschijnselen waarmee ik in de laatste fase te kampen had. De kick van het nuchter zijn was voor mij ineens veel groter."

Klaverblad "Ik wed dat 'tal metal nog niet één procentis", meent ex-drinker Dirk P. die uit eigen ervaring over het getalsmatig geringe succes van de alcoholklinieken spreekt. "Zemoeten die aantallen wel flinkopschroeven, omdat anders de overheidssubsidie in gevaar komt, die nu in veel gevallen het overgrote deel van hetvoorhulpverlening beschikbare budget opslokt. " Dirk P. heeft overigens wel verklaringen voor het geringe succes van deze 'afkickcentra'. "Er bestaat geen universele therapie die op elke alcoholist past, omdat geen alcoholist gelijk is. Iedereen zit daar met vu-Magazine 14 (1985) 1 januari 1985

verschillende achtergronden, motieven en karakterstructuren. En dan kun je alleen maar strikt individueel te werk gaan en niet een voor iedereen gelijke weg uitstippelen. Dat is een grove miskenning van het probleem. Bovendien zijn al die behandelingen veel te vrijblijvend. In de kliniek maken ze afspraken om in het vrije weekend te gaan stappen. Dat komt voor! Voor de meeste alcoholisten zijn die centra niets anders dan een vangnet, waarop ze veilig kunnen terugvallen als het even fout loopt. Als je doorredeneert houden deze in zekere zin zo zelfs het drinkgedrag van de alcoholist in stand. In de meeste gevallen maken de klinieken zelf deel uit van de vicieuze cirkel waarin de verslaafde rondloopt." "Eigenlijk zou je zelfs die ene procent succes nog niet op rekening van de behandeling mogen schrijven", aldus Dirk P., "omdat het vaak de toevallig gunstige omstandigheden zijn die iemand erin doen slagen om 'droog' te blijven: een baan, een partner, een nieuw leven. Het is niet zo moeilijk om in de kliniek van de fles af te blijven. De problemen komen pas in volle omvang op je af na het ontslag uit de kliniek. Dat is net als auto leren rijden in je achtertuin en na twee weken worden losgelaten op klaverblad Ouderijn tijdens spitsuur." "Je moet het echt helemaal zelf doen. En dat is nu juist iets wat een zware alcoholist niet meer kan. Daarom lukt 't zo weinig drankzuchtigen om onder die verslaving uitte kruipen."

Signaal Deze bijna uitzichtloze analyse vanuit de praktijk, spoort grotendeels met de theorie zoals Schippers die formuleert. De eindconclusie uit zijn onderzoek bevat niettemin nog wat hoopvolle elementen in de vorm van aanwijzingen voor een beter opgezette hulpverlening. Omdat niet alleen het buitensporig drinkgedrag tot alcoholproblemen leidt, maar ook factoren als sociale en materiële leefomstandigheden en een 'problematische persoonlijkheid' in het spel kunnen zijn, dient de behandeling van alcoholverslaafden.zich op meerdere doelen te richten, zo betoogt deze onderzoeker. Dus niet alleen medisch ingrijpen om het drinken te bemoeilijken of onmogelijk te maken, niet alleen met behulp van psychotherapie trachten bepaalde karaktertrekken te beïnvloeden, en niet alleen pogen verbeteringen aan te brengen in de materiële en sociale omstandigheden van de verslaafde, maar een combinatie van deze drie elementen in een werkelijk 'multidisciplinaire' aanpak. Grosso modo geldt, naar Schippers' oordeel, hetzelfde voor de preventie inzake alcoholmisbruik, die meer dan ooit noodzakelijk is. Schippers: "Ook voor de preventie geldt dat gebruik gemaakt kan worden van strategieën die de 'achtergrondfactoren' beïnvloeden, en strategieën die aangrijpen op het drinkgedrag zelf. Momenteel is echter een 'strategieënstrijd' gaande tussen, enerzijds, de voorstanders van een rigoreuze beperking van de beschikbaarheid van alcohol en van plaatsen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 39

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's