GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 68

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 68

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

begrip in de zin is vragend en verraadt dat het tijdstip van vertrek de onbekende is waar het om draait. Met behulp van een wiskundige formule die de computer aan de hand van taalkundige analyse kan samenstellen, wordt het gevraagde tijdstip opgediept uit het geheugen. Voor de computer is een vliegtuig een abstract begrip, waarvan hij net genoeg weet om de vragen te kunnen beantwoorden. rofessor Joseph Weizenbaum is al geruime tijd verbonden aan het Amerikaanse MIT, waar hij zich bezig houdt met de rol van de computer in de westerse samenleving. De afgelopen vijfendertig jaar heeft hij zich aan de frontlines van de computerwetenschap bevonden. De reacties op zijn computerpsychiater Eliza hebben Weizenbaum indertijd veel stof tot nadenken gegeven. Het blinde geloof in de sprekende machine bij zowel proefpersonen als psychoanalytic! bracht hem tot de kritische stellingname die hem nu tot de meest gezaghebbende computerkriticus heeft gemaakt. Vakgenoten die zich met kunstmatige intelligentie bezighouden duidt hij stelselmatig aan met 'de kunstmatige intelligentsia'. "Weinig wetenschappelijke begrippen hebben het denken van wetenschappers en het grote publiek zo beïnvloed als het intelligentie-quotiënt", stelt Weizenbaum over de bekende intelligentiemaat IQ. In Amerika wordt het leven van miljoenen studenten gedomineerd door de intelligentietest. "De mythologie van de IQ test heeft geleid tot het wijd verbreide misverstand dat intelligentie een vaste, onveranderlijke, onafhankelijke eigenschap van een individueel mens is, net zo iets dus als de kleur van haar en ogen". Ook is het volgens Weizenbaum een aperte vergissing dat je intelligentie langs een meetlat kan leggen en in een getal uitdrukken. De vraag of computers even intelligent als mensen kunnen worden is volgens hem het gevolg van deze misplaatste ideeën over intelligentie. Volgens Weizenbaum heeft het alleen maar zin over intelligentie te spreken als van te voren afgesproken is over wat voor vaardigheden we het hebben. Het begrip intelligentie is alleen te gebruiken binnen een bepaalde sociale en culturele samenleving, "Beroemde geleerden hebben bekend dat ze niet de soort intelligentie hadden om middelbare-schoolwiskunde te doen. Het genie is soms nauwelijks in staat zijn privé-leven te organiseren. Computers zijn tegenwoordig in staat het op te nemen tegen schaak-grootmeesters, ze kunnen ingewikkelde wiskundige vergelijkingen oplossen, maar zijn niet in staat een baby de luier te wisselen. Hoe kunnen we deze intelligenties vergelijken? Ze zijn gewoon niet te vergelijken", stelt Weizenbaum. De enige zinnige vraag die we ons volgens Weizenbaum kunnen stellen is waartoe computers in principe in staat zijn. Het is volgens hem 'helaas' niet te bewijzen dat er fundamentele grenzen zijn aan de mogelijkheden van de computer. Dit betekent natuurlijk niet dat er geen grenzen bestaan. Weizenbaum gelooft bij voorbeeld niet dat intuïtie ooit voor computers toegankelijk wordt. Een computer is een informatieverwerkend apparaat; daarin lijkt het op de mens. Mensen verwerken ook informatie. Ze lezen kranten en kijken naar toneelstukken en verwerken die informatie daaruit om tot begrip en conclusies te komen. De vraag is echter of de mens niet meer is dan een informatieverwerker. Ook vraagt Weizenbaum zich af of de mens op dezelfde manier informatie verwerkt als de computer dat doet. Weizenbaum: "De kunstmatige intelligentsia gelooft natuurlijk niet dat er zo'n verschil bestaat." Toch zijn er ook wetenschappelijk redenen om aan te nemen dat mensen op hun eigen manier met informatie omgaan, zegt Weizenbaum. De menselijke hersenen bestaan uit twee helften die ieder hun eigen functie hebben. Het bewuste, logische geor-

P

VU-MAGA2INE -

dende denken gebeurt met de linker hersenhelft. De rechter hersenhelft gebruiken we als we schilderen, van muziek genieten of ons ruimtelijk oriënteren. Van de activiteitep van de rechter hersenhelft zijn we ons niet rechtstreeks bewust. Ook kunnen we deze niet sturen. Van muziek genieten we zonder te weten hoe en waarom. Ook intuïtie behoort vermoedelijk in de rechter hersenhelft thuis. Er zijn tientallen voorbeelden te noemen van grote ontdekkingen die mensen 's avonds in bed of in de leunstoel te binnen schoten. Volgens Weizenbaum zijn dit voorbeelden van de manier waarop de rechter hersenhelft functioneert. Op het moment dat we het probleem even laten rusten en ons ontspannen wordt er een ander soort denken actief. Weizenbaum: "De rechter hersenhelft is in staat de moeilijkste logische problemen te overwinnen." Hij kenmerkt het 'andere denken' als volgt: "In een gewone redenering zeggen we bij voorbeeld dat twee dingen gelijk zijn als ze gelijk zijn in bijna ieder opzicht. In een vergelijking als 'de overzeese Chinezen zijn de joden van het oosten', stellen we twee dingen op een heel andere manier aan elkaar gelijk." De kracht van het menselijk intellect is volgens hem de wisselwerking tussen de twee manieren van denken; het logische redenerende en het intuïtieve. Computers worden geconstrueerd door mensen die daarvoor hun linker hersenFEBRUARI 1986

VU-MAGAZINE -

FEBRUARI 1986

helft pijnigen. De computer is immers een produkt van bewust redeneren. Het intuïtieve soort denken kunnen we de computer niet leren, omdat we ons van dit soort denken zelf niet bewust zijn. Weizenbaum benadrukt dat het hier om een theorie gaat die vermoedelijk nooit bewezen kan worden. Hij stelt echter: "misschien helpt deze hypothese te verklaren waarom we ons leven lang voor ons zelf en voor anderen vreemden blijven; waarom elk woord in ons vocabulair omgeven is met op zijn minst een beetje mysterie en waarom elke poging om, op een rationele manier, het levensvraagstuk op te lossen faalt." Maar ook wanneer de computer in principe tot hetzelfde in staat zou zijn als de mens, dan nog blijven volgens Weizenbaum de verschillen overheersen. "Computers en mensen zijn niet van dezelfde soort", stelt hij. "Elk organisme wordt sterk beïnvloed door de problemen die het in zijn omgeving ontmoet. De biologische en emotionele band tussen moeder en kind vormt waarschijnlijk de basis voor menselijke begrippen als, geven en krijgen, vertrouwen en wantrouwen, een vriend hebben en een vriend zijn, hopen en wanhopen. Geen ander organisme — en zeker geen computer — kan daarom over deze begrippen beschikken". 63

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 68

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's