GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 148

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 148

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

sneeuw. De drang naar simpele gevallen gaat hierbij duidelijk ten koste van de nuance. Zo wordt de kans op een ongeluk en de omvang van het ongeluk gemakshalve op een hoop geveegd. Het keukentrapje en de kerncentrale worden daarmee ten onrechte op één lijn gezet. Een ander bezwaar van dit soort maten is dat alleen het risico om te sterven gemeten wordt. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen worden risico's steeds vaker uitgedrukt in andere grootheden, die betrekking hebben op b.v. ziekten of handicaps. Een organisatie van de Verenigde Naties beveelt zelfs aan om risico te meten in "verlies van een aantal gelukkige levensjaren". Prof. dr. A. Rip is hoogleraar wetenschapsdynamica aan de Universiteit van Amsterdam. Rip ziet onze aanpak van risicobeheersing als een van de mogelijkheden om met risico om te gaan. Het ontlopen van risico's is een andere benadering, die vooral vroeger opgang vond. Het wantrouwen van technologie is ook een benadering die in onze tijd een zekere populariteit geniet. De strijd tussen de verschillende benaderingen van het risicoprobleem valt niet te beslechten, meent prof. Rip. "Het blijkt dat de inhoudelijke waarde van risico-analyse niet in zijn algemeenheid verdedigd kan worden." De risico-analyse kent altijd haar subjectiviteit, legt hij uit. "Er zitten allemaal keuzes in risico schatten die vooruitlopen op bepaalde soorten conclusies. Neem het voorbeeld van het vliegverkeer. Als je de kans op dodelijke ongelukken uitdrukt per vliegmijl is deze veel lager dan wanneer je als eenheid het aantal vliegtochten neemt." Er zijn volgens Rip argumenten voor het ene en voor het andere. "Om vliegtochten te nemen is het argument dat de meeste ongelukken gebeuren bij het opstijgen en het landen." Men moet aldus prof. Rip niet rethorisch schermen met de veiligheid van het luchtverkeer maar men moet iets van de overwegingen laten zien. "Een andere kwestie is hoe lang we doorgaan met gevaren in kaart te brengen. Wanneer vinden we risico's reëel en wanneer noemen we ze speculatief, dat wil zeggen; niet de moeite waard om over door te denken." Er zijn dikwijls te weinig gegevens voor een betrouwbare risico-statistiek. Rip: "Voor de behoeften van de risicoanalyse zijn er te weinig ongevallen met kerncentrales, die men kan analyseren; en voor de gegevens over de verspreiding van giftige gassen moet men soms teruggrijpen op de kennis van het gifgassengebruik in de eerste wereldoorlog." Voor de risico-analyse gaat men vaak uit van ongevallengegevens van elders of gegevens over een lange periode. Het gevaar dreigt dat dergelijke gegevens verouderd zijn of niet toepasbaar onder specifieke praktijkomstandigheden. De Amerikaanse risicoberekeningen bleken zo in Bophal

134

Prof. dr. A. Rip

(India) niet op te gaan. Een alternatief is: deskundigen ter plaatse het risico laten beoordelen, slechts op grond van hun ervaring en technische kennis. Hun subjectief oordeel is echter moeilijk controleerbaar. Bovendien kan dit leiden tot een houding als: "Gaat u allen rustig slapen, want de wijze deskundige is geweest en zag dat het goed was." Volgens prof. Rip dreigt het gevaar dat het subjectieve risico-onderzoek als harde waarheid geïnterpreteerd wordt, wanneer de resultaten eenmaal in kale cijfers uitgedrukt zijn. Dierproeven Prof. Rip wordt in zijn zorg gesteund door de toxicologische adviseur van Akzo, dr. J. J. Kolk. Kolk sprak op een symposium over risico's schatten, georganiseerd door de gezondheidsraad (een adviesorgaan van het ministerie van volksgezondheid en milieuhygiëne). "Beoefenaars van de wetenschap behoren van na^jjre twijfelaars te zijn", zegt Kolk. Wetenschappers moeten zich volgens hem voortdurend afvragen of de getrokken conclusies wel betrouwbaar zijn. Risicoschattingen moeten altijd vergezeld gaan van een toelichting, waarin de veronderstellingen en onderzekerheden worden genoemd. "Helaas blijkt dat deze toelichting door de gebruikers van de risicoschattingen niet of nauwelijks gelezen wordt." Om het risico van een bepaalde chemische stof voor de mens te meten, moeten er proeven worden gedaan. Proeven op de mens zijn lang niet altijd mogelijk. Wanneer ze toch mogelijk zijn, worden ze meestal uitgevoerd op een kleine, selecte groep mensen, die bijna nooit representatief is voor de hele bevolking. Bovendien moet de dosis erg klein gehouden worden. Het is in sommige gevallen ook mogelijk om te kijken naar groepen mensen die — door hun woonplaats of leefgewoonten —

aan een bepaalde stof worden blootgesteld. Er worden dan altijd twee groepen mensen met elkaar vergeleken, waarvan één groep toevallig in aanraking komt met de te onderzoeken stof. Op die manier kan het effect van een stof worden onderzocht. De moeilijkheid bij dergelijk onderzoek is dat de twee groepen bijna nooit helemaal goed met elkaar te vergelijken zijn. Een commissie van de gezondheidsraad heeft vorig jaar de resultaten van maar liefst 14 van dergelijke onderzoeken bestudeerd met betrekking tot de stof acrylonitril, maar kwam tot de conclusie dat geen enkele daarvan solide genoeg was om een luchtkwaliteitsnorm voor deze stof vast te stellen. Door proefnemingen kan men vaststellen hoe schadelijk een stof is voor proefdieren. Deze informatie zegt op zichzelf nog niet zo veel. Het doel van dierproeven is immers niet om een veiliger leefwereld voor dieren te scheppen. Om te weten hoe de mens op de stof reageert, moeten de verschillen tussen mens en proefdier overbrugd worden. Er moet daarbij rekening gehouden worden met het verschil in lichaamsgrootte tussen dier en mens. Er wordt bovendien nog een veiligheidsmarge aangehouden omdat er onvoorziene verschillen in gevoeligheid tussen proefdier en mens zouden kunnen zijn. "Een mens is niet een groot soort knaagdier." Er dient ook terdege rekening gehouden te worden met combinaties van schadelijke stoffen. Zo levert de combinatie van roken en werken met asbest een veel groter risico dan op grond van de afzondelijke risico's verwacht mag worden. Dr. L. Reijnders van de Stichting Natuur en Milieu maakte zich op het symposium over risico's behoorlijk kwaad over de verwaarlozing van dit aspect. De overheid stelt aan risico's normen zonder acht te slaan op het gelijktijdig op-

VUWAGAZINE-APRIL 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 148

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's