VU Magazine 1986 - pagina 97
De verslaafde, het gezin, en de door de hulpverlening Waardoor raken jongeren aan de drugs? Het zijn slappelingen. Ze moeten gewoon eens streng worden aangepakt. Het is allemaal de schuld van de ouders. Sluit ze maar op, dan leren ze het wel af. Veelgehoorde antwoorden op die vraag. Maar zijn ze ook juist? Met deze en soortgelijke vooroordelen werd eenduidig afgerekend tijdens het Regenboogcongres, al dan niet met wetenschappelijke onderzoeksresultaten als bewijs. Daarbij kwam zowel de persoonlijkheidstructuur als de (vroegere) gezinssituatie van verslaafden uitvoerig aan de orde. Dat beginnende drugsgebruikers een andere karakterstructuur hebben dan anderen is een fabeltje, zo betoogde de Groningse exhoogleraar in de psychiatrie, W. K. van Dijk. Onderzoek heeft uitgewezen dat zij die zich te buiten gaan aan ernstige vormen van drugsmisbruik geen specifieke persoonlijkheidsstructuur hebben. Wel vertonen drugsverslaafen vaak eenzelfde patroon van eigenschappen, dat echter ook bij anderen te vinden is, en dat lang niet altijd tot een verslaving behoeft te leiden. Tot die kenmerkende eigenschappen behoort het voortdurend aanwezig zijn, of bij geringe aanleiding opkomende gevoel van onlust, dat door de persoon in kwestie als vrijwel ondraaglijk wordt ervaren. Een andere eigenschap is, dat de betrokkene niet in staat is deze gevoelens op een zinvolle manier te verwerken, te 'sublimeren' en te kanaliseren. Er zijn dan, om in het psychiatrisch jargon van Van Dijk te blijven, te weinig 'productieve oplossingsstrategieën' beschikbaar. Deze onlustgevoelens kunnen van aard verschillen: zo kan het gaan om onzekerheid, minderwaardigheids- en schuldgevoel, depressie en angst en om soms vage, maar daarom niet minder reële, lichamelijke klachten. Weinig is nodig om die onlust op te roepen en een verheviging ervan grijpt plaats wanneer, van buitenaf, een beroep wordt gedaan op de daadkracht en besluitvaardigheid van
roïne, internationaal niet allemaal op de hals haalt. En dat nog wel nu het drugstoerisme juist terugloopt. Ook aan de decriminalisering van de gebruiker wenste zij grenzen te stellen. "Als een verslaafde zich schuldig maakt aan diefstal of roofovervallen, moet hij juist wel het gevang in. Ze kunnen niet alles doen! Ik wil ze wel graag serieus blijven nemen." Afgezien daarvan: wat los je eigenlijk op?, vroeg mevrouw Van den Klinkenberg. Want niet de heroïneverslaving, maar het poly-druggebruik is momenteel het grootste probleem. "Moeten we al die middeltjes dan zomaar open en bloot op de toonbank van kruidenier of apotheek gaan uitstallen?!" Ook prof. dr. W. K. van Dijk uit Groningen, emeritus hoogleraar psychiatrie en, wetenschappelijk gezien, de onbetwiste grijze eminentie van alles wat verslavingsproblematiek mag heten, mengde zich in de strijd. Hij brak vooral de staf over de stelling dat een goede voorlichting op het gebied van drugs preventief zou werken. Dat is beslist niet zo, meende Van Dijk. "Voorlichting
VU-MAGAZINE — MAART 1986
de betrokkene. Situaties van dreiging, scheiding en alleen-zijn behoren ook daartoe. Het zijn 'onlustvolle klemsituaties' (een term waarmee Van Dijk ons Nederlands taaieigen ontegenzeggelijk verrijkt). En omdat andere mogelijkheden om zich aan die onlust te ontworstelen ontbreken, grijpt men dan naar stoffen met een 'psychofarmacologische' werking: middelen die de onlust dempen en/of lustgevoel verschaffen. Stoffen die beiden eigenschappen in zich verenigen en ook nog een 'symboolfunctie' bezitten (zoals cocaïne in bepaalde kringen de gebruiker status verschaft en alcohol datzelfde doet in andere sociale contreien) zijn het meest verslavend. Op den duur veroorzaken ze zowel de lichamelijke als de geestelijke afhankelijkheid van de stof; twee strikt te onderscheiden typen van verslaving, zoals de woorden van een Amsterdamse junk treffend illustreren. "Ik neem wel eens een pauze. Geregeld ga ik bij voorbeeld op vakantie. Hier gebruik ik elke dag. Maar naar Spanje heb ik bewust niks meegenomen, omdat ik daar geen problemen wilde hebben. Ik kwam daar aan en ik ben geen dag ziek geweest. (Met 'ziek', worden de veelal als ondraaglijk ervaren onthoudingsverschijnselen, de zogenaamde cold turkey, bedoeld — red.) Maar ik kwam na drie weken op Schiphol aan. En hoe meer ik Amsterdam naderde, hoe zieker ik werd. Het was een innerlijk gevoel, niet lichamelijk. In die drie weken was ik lichamelijk afgekickt, maar niet geestelijk. Dan kom je in Amsterdam aan met een gevoel van: ik lust het, ik lust het, ik lust het!" (Fragment uit 'Het laatje niet los'; gesprekken met hard drugsverslaafden, hulpverleners, gezinsleden en partners; een uitgave van De Regenboog.) Wig Voor de oorzaken van deze karaktertrekken, die gemakkelijk en veelvuldig tot 'onlustvolle klemsituaties' aanleiding geven, ging
brengt jonge mensen veeleer op verkeerde gedachten." En — toeval of niet? — hij sloot daarmee prachtig aan bij de resultaten uit een recent onderzoek van de Universiteit van Groningen. Daaruit zou zijn gebleken dat voorlichting over drugs, in dit geval op scholen, averechts werkt. Zo er met dergelijke voorlichting al iets wordt opgewekt,
dan is dat toch vooral de nieuwsgierigheid en de lust tot experimenteren. Mr. J. N. M. Richelle, hoofddirecteur Maatschappelijk Welzijn op het ministerie van WVC, eveneens deel uitmakend van het deskundige panel achter de tafel, zag de onenigheid tussen zijn buren ter linker- en ter rechterzijde, met geamuseerde ont-
De ontstoken arm — gevolg van het gebruik van besmette spuiten — van een (Duitse) verslaafde, wordt medisch onderzocht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986
VU-Magazine | 496 Pagina's