GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 479

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 479

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

mera. Zij ensceneren zo hun eigen registratie, een registratie die niet veel later over de hele wereld in de nieuwsprogramma's zal verschijnen.

T

ussen deze twee gebeurtenissen ligt de geschiedenis van de oorlogsjournahstiek, een geschiedenis die aanleiding heeft gegeven tot talloze spectaculaire anekdotes waarin romantiek en absurditeiten om voorrang strijden. Er is in de literatuur via mensen als Ernest Hemingway, Arthur Koestier en Graham Greene een eigen mythologie rondom de oorlogsverslaggever gecreëerd, waarvan ook door de filmindustrie gretig gebruik wordt gemaakt. In allerlei speelfilms lijkt de oorlogscorrespondent de rol toegeschoven te krijgen die ooit aan de privédetective en de westernheid was voorbehouden: de eenzame verdediger van de moraal in een corrupte wereld. De kloof tussen deze mythologie en de werkelijkheid is minder groot dan hij lijkt. Veel correspondenten blijken hun functies in hetzelfde perspectief te zien. In een Britse documentaire over oorlogsverslaggeving die onlangs op televisie werd uitgezonden zegt Martha Gelhorn, die al in de Spaanse burgeroorlog haar faam als verslaggeefster vestigde, dat de correspondent tot taak heeft de werkelijke geschiedenis over de gruwelijkheden van de oorlog te schrijven. Anders kunnen de machthebbers de geschiedenis naar eigen goeddunken herschrijven. Volgens haar is de correspondent de hoeder van de waarheid: hij geeft door wat anders mogelijk verzwegen zou kunnen worden. W. Paley, ooit directeur van CBS, geeft een wat zakelijker interpretatie van Gelhorns strijdbare visie: "All that we do is represent what is happening." Paley verwoordt zo het democratisch ideaal van de correspondent als neutraal doorgeefluik van de gebeurtenissen. De journalisten 'maken' het nieuws niet, ze geven het slechts door. Dit nu lijkt een klassieke vergissing, die tot de nodige verwarring heeft geleid. Het is de vraag of de 'zorg voor de waarheid' van Gelhorn en 'het doorgeven van wat er gebeurt' van Paley wel overeenkomen met wat 'nieuws' is. Bij 'nieuws' zijn niet VU^MAGAZINE—DECEMBER 1988

in eerste instantie de gebeurtenissen zelf van belang, maar de wijze waarop ze door de nieuwsmakers worden geselecteerd en gepresenteerd. Die selectie en presentatie worden in hoge mate bepaald door de specifieke eigenschappen van de media: iedereen weet dat kranten, radio en televisie het nieuws op hun eigen wijze brengen. Het medium is dus nooit een neutraal doorgeefluik, het filtert en beïnvloedt immers alles wat het doorgeeft. Nieuws vergroot het een en verontachtzaamt het ander. In zoverre 'maken' de media het nieuws wel degelijk. De media zijn daarom behalve waarnemers ook deelnemers. En zoals alle deelnemers beïnvloeden ze de loop van de gebeurtenissen. Zo bezien is bij nieuws niet in eerste instantie de waarheid van belang maar het mogelijke efi'ect. Juist de oorlogsjournahstiek is wat dit betreft een flagrant voorbeeld. Deze tak van journalistiek werpt fundamentele vragen op over de invloed van waarneming van informatie, over de verhouding tussen bericht en realiteit, over psychologische slagvelden en over morele en commerciële dilemma's. Oorlog is per definitie chaos in de meest extreme vorm. De geschiedenis van de oorlogsjournahstiek blijkt een geschiedenis van doelbewuste manipulatie, maar ook van toevallige voltreffers, een geschiedenis waarin waarheid en effect een duurzame LAT-relatie onderhouden.

I

n de begindagen van oorlogsjournahstiek werd de berichtgeving danig beïnvloed door de persoonlijke betrokkenheid van de verslaggevers ter plekke. De pionier Russell zag zichzelf als deel van het militaire establishment en het lag dan ook volstrekt niet in zijn bedoeling om de oorlog te bekritiseren. Hij hoopte via zijn kritische verslagen een bijdrage aan een Engelse overwinning te leveren. Ook Russel's collega's, die in de Amerikaanse Burgeroorlog voor het eerst in groten getale aanwezig waren, zagen als hun belangrijkste taak het hooghouden van het mihtaire en civiele moreel. Reeds in deze dagen was het dan ook moeilijk om een onderscheid te maken tussen pure verzinsels en zogenaamde adequate berichtgeving. De oorzaak hiervan lag

niet alleen bij de aanwezige verslaggevers maar ook bij de commercie. Ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog bleek voor het eerst de enorme marktwaarde van oorlogsnieuws. Verslagen van veldslagen leidden tot een vervijfvoudiging van de krantenverkoop in de grote steden. Kranten die in de buurt van het front verschenen zagen hun omzet sterk stijgen, omdat de vechtende troepen tot hun afzetmarkt behoorden. Het commerciële succes van snel, individueel en exclusief nieuws had tot gevolg dat redacteuren en uitgevers hun correspondenten vaak onder druk zetten. Wilbur F. Storey, redacteur van de Chicago Times stuurt een van zijn mannen een opdracht die de situatie aardig typeert: "Telegrafeer al het nieuws dat je kan krijgen; als er geen nieuws is, stuur dan geruchten." Binnen die geruchtenmachine deden

'Telegrafeer al het nieuws dat je kunt krijgen, als er geen nieuws is, stuur dan geruchten.' volledig fictieve 'ooggetuigenverslagen' het uitstekend.

O

ndanks de bloei van de kranten waren veel correspondenten uit chronisch geldgebrek genoodzaakt hun toevlucht tot allerlei nevenactiviteiten te zoeken. Deze varieerden van de verzorging van de administratie van het leger tot de betrokkenheid bij beursmanipulatie door de verkoop van informatie aan invloedrijke financiers. IJdele oflücieren wilden tegen betaling hun naam in de berichten vermeld zien. De oorlogsverslaggeving bleek een vorm van broodwinning waartoe een nogal opportunistisch volkje zich voelde aangetrokken. Henry Villiard van de Nation, een van de betere correspondenten uit die tijd, schrijft waarschijnlijk niet ten onrechte dat het overgrote deel van de verslaggevers eerder geschikt is om vee te drijven dan om in een krant te schrijven. Maar het waren niet altijd de verslaggevers ter plaatse die de gebeur25

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 479

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's