GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 8

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 8

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

naar de rechter te gaan! Dat kost een hoop geld, moeite en inspanning, en bovendien vind ik dat je de rechter niet met dit soort zaken moet belasten. Voor de klager kan de zaak om wat voor reden dan ook, wèl belangrijk zijn." Een tweede reden om de Raad in plaats van de rechter te benaderen, betreft de meningsvorming in de Raad. "Het gaat dan niet zozeer om een sanctie, maar om een opvatting van mensen aan wier oordeel men waarde toekent, bijvoorbeeld een zo veelzijdig samengesteld college als de Raad voor de Journalistiek. Soms kunnen vijf mensen genuanceerder oordelen over een zaak dan één rechter, ook al heet hij Asscher. Ten derde kan het zo zijn dat iemand die

'De Raad eet immers ook mee uit de ruif van de vrije meningsuiting.' aangetast is in zijn privésfeer, juist niet naar de rechter gaat, omdat hij daardoor nog meer ongewenste publiciteit krijgt dan hij al had."

K

ritiek -ontmoet de Raad waar het gaat om het gebrek aan bevoegdheden, en dan met name de onmogelijkheid om sancties op te leggen. De Raad verzoekt de betrokkene weliswaar de uitspraak van de Raad te publiceren, maar niet alle media werken daaraan mee. De rechter kan met behulp van een dwangsom de betrokkene dwingen te rectificeren. Herman van Run is persoonlijk "buitengewoon gelukkig met het gebrek aan sancties. Als wij die zouden hebben, zouden we eraan meewerken dat langs die weg de vrijheid van meningsuiting nog meer wordt beperkt. Dat wil ik liever niet. Dat moet de rechter maar doen. En als men zegt: 'de Raad is slechts een papieren tijger', dan moet men niet vergeten dat dit papieren beest functioneert in een totale wereld van papier. In die wereld past het dat je de vrije uitingen ook uitstrekt tot het beoordelende lichaam. De Raad eet immers ook mee uit de ruif van de vrije meningsuiting." De klachten die bij de Raad voor de Journalistiek terecht komen betref6

fen bijna allemaal de toch wat serieuze media. De grootste boosdoeners zijn naar de overtuiging van velen echter 'roddelbladen' als Privé, Story, Weekend en Aktueel. Wie iets te klagen heeft over déze bladen, stapt meestal naar de rechter in plaats van de Raad. Waarom doen zij dat? Van Run: "In het algemeen gaan mensen die door de roddelbladen onheus zijn bejegend, niet naar de rechter. Er is maar een heel klein groepje dat wèl naar de rechter stapt, ledere week brengen die bladen de meest godsliederlijke onzin van de eerste tot en met de laatste pagina. Ik denk dat de meeste mensen die daarin behandeld worden, het of leuk vinden of, als zij dat niet vinden, een zodanige verachting voor die bladen hebben, dat ze ze niet eens de eer van een klacht aandoen. Maar soms wordt het echt te dol en zijn er belangrijke belangen in het geding. In die gevallen neemt men dan ook, terecht, het scherpste middel te baat, omdat men wel een sanctie wil hebben en het betrokken orgaan wil aantasten in de gevoehgste plek: het commerciële belang."

Z

ou een beroepscode voor journalisten uitkomst bieden in situaties waarin men zich afvraagt hoe te handelen? Herman van Run heeft kennis genomen van de gedragscode die Huub Evers in een bijlage aan zijn proefschrift heeft toegevoegd. "Veel te willekeurig. De regels zijn gedestilleerd uit het betrekkelijk toevaliïge verleden van de Raad. Maar zelfs al had hij tot een alles omvattende code kunnen komen, dan nog denk ik dat het wenselijker is zoiets niet te hebben. Voor het werk van de Raad is de code niet nodig want wij oordelen daarvoor te zeer over concrete zaken met telkens wisselende aspecten. Uitspraken daarover kun je wat de fundamentele motivering daarvoor betreft, beter halen uit je eigen intuïtieve noties over wat maatschappelijk aanvaardbaar is, dan uit zo'n code. En zolang de Raad doet aan opinievorming, kun je wat flexibeler een oordeel vormen wanneer je niet gebonden bent aan geschreven regels. Voorts vind ik dat opvattingen over wat behoort en niet behoort, zich zodanig wijzigen, dat het beter is ze niet vast te leggen. Vervolgens, als er zo'n code zou bestaan, is de kans niet gering dat de

rechterlijke macht daaraan zal refereren. En dat zou betekenen dat de vrijheid van meningsuiting schade kan lijden. Laat de rechter zelf de wetten maar interpreteren indien er onduidelijkheid bestaat." Ook journalisten zelf zeggen een beroepscode niet nodig te vinden. "Journalisten zullen altijd luid roepen er geen behoefte aan te hebben", zegt Van Run. "Zij zijn allergisch voor alles wat lijkt op beperking van hun vrijheid. En ik vind dat een zegenrijke gevoeligheid. Wat ik overigens mis in de code die Evers heeft ontwikkeld, is een positief artikel, namelijk over de taak van journahsten. Een artikel waarin staat dat zij op een bepaalde manier hun taak in een samenleving moeten vervullen ten behoeve van de mondigheid van mensen en ten behoeve van de kwaliteit van een democratische samenleving. Ze moeten die vrijheid van meningsuiting zelf bewaken. En of zo'n code voor burgers nu zo nuttig is... Zij weten vaak zelf ook wel intuïtief wat wel en wat niet kan." Tocht hecht Van Run eraan te stellen dat hij de poging van Evers wel belangrijk vindt omdat er veel nuttige beweringen in staan, in zoverre dat ze het verdienen dat ervan kennis wordt genomen, wanneer men zich bezint op geoorloofdheid of ongeoorloofdheid van journalistieke gedragingen. Hij vindt het "niet niks." Vooral leden van de Raad kunnen nu zien wat uit hun uitspraken aan regels kan worden afgeleid. Herman van Run kan desgevraagd geen zaken opnoemen die hem in het algemeen ergeren. "Er zijn wel eens zaken waarbij ik het gedrag van een bepaalde journalist onbehoorlijk vind, maar ergeren... nou nee. Wèl eigenaardig vind ik het als een krant die iets onjuists heeft gepubliceerd, dat weigert fatsoenlijk recht te zetten. Kranten zijn kleinmoedig in het corrigeren van eigen fouten. Zij zijn ook kleinmoedig in het niet willen publiceren van uitspraken van de Raad waarin ze er zelf bekaaid afkomen. Dat zou geen nieuwswaarde hebben, maar dat is niet zo'n goed argument omdat ze verschillende rubrieken hebben waarin dat wel kan: podiumpagina's of de ingezonden brieven. Het zou van sportiviteit of rechtvaardigheidszin getuigen als ze dat royaal deden." D VU-MAGAZlNE—JANUARI 1988

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 8

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's