GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 218

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 218

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

mind persoon kan produceren. Zijn aanval op -de conventionele ideeën, op de domheid, lanceert Flaubert echter niet vanuit een hoger gelegen punt, waar zich een superieur soort kennis bevindt die alle andere denkbeelden tot bijgeloof degradeert. Integendeel, ook Flaubert's uitgangspunt is een vorm van domheid, maar dan in een positieve hoedanigheid: een nog niet alles begrijpen, het niet klakkeloos kunnen accepteren van argumenten en redeneringen, het stellen van kinderlijke vragen.

Wie betreurt dat de wetenschap zo weinig zekerheden oplevert, is op zoek naar een nieuw dogma. Een zekere domheid is ook een voorwaarde voor het genot. Wanneer de verstokte romanticus Heine een jongedame een bloem geeft, wordt hem onmiddellijk de naam van die bloem gevraagd, alsof het een grove onbetamelijkheid zou zijn iemand zomaar een onbekende bloem te schenken. Een omstander begint evenwel direct de meeldraden te tellen en brengt uitkomst: "De bloem behoort tot de achtste klasse." Het classificerende intellect weet ieder ding zijn plaats te geven in God's schepping, maar zo'n indeling is tegelijkertijd een platvloersheid, een banahteit. Mensen als Heine en Flaubert weten, getuige in het bijzonder de reisverhalen die ze beide geschreven hebben, dat classificerende intellect op de juiste momenten op afstand te houden. Ze verstaan de kunst van de overgave, de kunst van het genieten. Het is een gave die zich alleen kan ontwikkelen bij wie bereid is zich te laten onderdompelen in de domheid van de natuur die geen weet heeft van welke classificatie ook; een gave om op te gaan in een natuur waarin alle dingen hun namen schijnbaar nog moeten krijgen. D

Naar aanleiding van: Gustave Flaubert: Bouvard en Pécuchet; Amsterdam, Arbeiderspers, 1988, f 49,50. Koos Neuvel is socioloog en journalist.

28

W;

e tiet Winterpaleis in Sint Petersburg bezoekt (sinds een jaar of zeventig moet je dan naar de Hermitage in Leningrad) vindt buiten een besctieiden marmeren gedenkplaat. Daarop wordt - als ik mij goed tierinner- medegedeeld dat op die plek, op 7 november 1917, "de contrarevolutionaire regering Kerensky-Krasnow" omver werd geworpen door sowjets van arbeiders en soldaten. Hoezo contra-revolutionair, vroeg ik in 1961 aan mijn gids, die regering van Kerensky was toch het gevolg van de tebruari-revolutie tegen de Tsaar aller Russen? En wie Kerensky per putsch verwijdert is dan toch, volgens de logica van voor en tegen, de contra-revolutionair? Ik bleek het slachtoffer van mijn bourgeois-denken. De enige ware revolutie was die van Lenin en zijn Bosjewieken, • Lenin was weliswaar nog helemaal niet in Petersburg toen Kerensky-die tot de groep der parlementairgezinde sociaal-revolutionairen behoorde - met de zijnen door de Doema, de volksvertegenwoordiging, in het zadel werd geholpen. Maar hij was toch al contra-revolutionair, contra de revolutie die nog komen moest, die van november.

jaar wel kans gezien om de vruchten daarvan met geweld aan zich te trekken. Een burgerlijke revolutie past echter niet in de marxistische theorie, hooguit als een overgangsfase naar de echte Revolutie, Dus was het ook niet zo. Dan liever mijn bourgeois-verstand. Er zijn nog steeds "contra's" in het nieuws. Bij voorbeeld die in Nicaragua, Daar een samenraapsel van aanhang van de vroegere dictator Somoza en anderen die om welke reden dan ook 'de Sandinistische revolutie' bestrijden. Wat zijn dan 'anti's'? Dat is eigen kweek: leden van een partij die - helaas, zegt menigeen-in het CDA is opgegaan. Voor hen geen geweld, integendeel, "Gezag, regt en vrijheid, zo schreef voorman Groen van Prinsterer in 1840, zijn niet conventioneel, maar traditioneel, onafhankelijk van mensche-

Ik was meer geamuseerd dan geschokt. Dit soort redeneren vanuit een doctrine in plaats vanuit de feiten kennen wij ook wei. De Kerk waartoe ik behoor heeft in haar theologisch redeneren in de loop der tijden ook niet altijd ontzag gehad voor vaststelbare feiten die niet met de doctrine kloppen. De Scheppingsorde had eigenschappen die we niet kenden uit empirisch onderzoek, maar uit abstracte redenaties. De Kerk kon daarom de gelovigen in de loop der tijden zulke uiteenlopende zaken te geloven voorhouden als een zon die om de aarde draait en de verderfelijkheid van masturbatie. Zo ook de Sowjets, Feit is echter dat de revolutie van 1917 niet door de Bosjewieken tot stand is gebracht. Zij hebben in november van dat

cc

Girondijns afgevaardige was -van Calais-in de revolutionaire Assemblee Nationale, had Groen niet weten te overtuigen. En nu? Mensenrechten voor en na, vooral in VN-verdragen, in de Europese Conventie en in onze eigen grondwet. Het erfgoed van de Verlichting, van de Amerikaanse en de Franse revolutie is nu regeringsbeleid, al wierp een vroegere anti-revolutionair, minister van sociale zaken De Koning, onlangs even de gedachte op om zo'n verdrag op te zeggen als het te veel zou kosten. In het nummer van 4 maart 1988 van De Bazuin (sinds 1911 opinieweekblad voor kerk en samenleving) constateert de minderbroeder en kerkhistoricus Kees Bak, dat n de geschiedenis van de mensenrechten (beter: rechten van de mens) ook de rooms-katholieke kerk nauwelijks een rol speelt. De

Contra's en anti's co cc

LU

lijke goed- of afkeuring, in Gods wil en wezen gegrond," Hij keerde zich tegen een revolutie, de Franse van 1789, De beginselen daarvan, met name de souvereine rechten van de mens zo prachtig bezongen in de Declaration van 1791, waren in Nederland in toenemende mate gemeengoed geworden na de Bataafse omwenteling, en versterkt na de samenvoeging met België, De angstigconservatieve reactie van een Edmund Burke tegen de Franse revolutie bleek een halve eeuw later bij Groen echter nog invloed te hebben. De bestrijding daarvan door Tom Paine (The Rights of Man, 1791), die kleurrijke Amerikaan/Engelsman die kort, tot aan Robespierre,

maatschappelijke en politieke strijd om de rechten van de mens is buiten de kerken om, soms zelfs tegen de kerk in gestreden. Nog in 1864, veroordeelde Pius IX in zijn Syllabus Errorum categorisch deze "doldrieste tijdgeest" die uit de revolutie was voortgekomen. Toch zijn ze er langzamerhand gekomen: het algemeen kiesrecht, de vrijheden van vereniging, van vergadering, van meningsuiting en van godsdienstbeleving, ja zelfs het recht op gelijke behandeling. Men bleef wel met de mond anti-revolutionair, maar de doldrieste tijdgeest bleek achteraf toch dichter te staan dan Groen wel dacht, bij de ware inspiratie van die andere Geest, Hetgeen tot deemoed stemt,

VU-MAGAZINE—MEI 1988

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 218

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's