GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1989 - pagina 335

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1989 - pagina 335

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

ontwikkelen. Ik ben me steeds meer gaan specialiseren in dit type onderzoek: bloed in het algemeen, plasma in het bijzonder, en de interactie tussen eiwitten en oppervlakken. En nog steeds houd ik me met dat onderzoek bezig, inmiddels nog twee dagen per week aan de Columbia University in New York.

H

et is beslist niet zo dat ik het schrijven van gedichten nodig heb om me aan het keurslijf van de wetenschappelijke methode te ontworstelen. Ik ben veeleer uit op het zoeken naar parallellen tussen wetenschap en poëzie. Door gedichten te schrijven probeer ik mijn hersenfunctie te demonstreren; een activiteit die eigenlijk nauw verwant is aan het doen van wetenschappelijk onderzoek. En ik denk niet dat er iets of iemand bij gebaat zou zijn - noch de wetenschap, noch de poëzie, noch mijn lezerspubliek - als ik zou breken met de wetenschap en me volledig op het schrijven zou gaan toeleggen. Zowel in de wetenschap als in de poëzie, gaat het voor mijn gevoel bovendien om dezelfde werkelijkheid. Voor mij is die werkelijkheid op zichzelf al heel poëtisch. Zie bijvoorbeeld maar eens hoe structuren van eiwitten op elkaar rijmen. Voor mij is het helemaal niet moeilijk daarbij poëtische gevoelens te koesteren. Even afgezien van mezelf en de wijze waarop ik persoonlijk de band tussen wetenschap en poëzie in kaart denk te brengen, zie ik grote overeenkomsten tussen de wetenschap en de kunst in het algemeen; de hteratuur, maar ook de visuele kunstvormen en de VU-MAGAZINE—SEPTEMBER 1989

Dr. L. Vroman (1915) is biofysicus en dichter. Hij woont en werkt sinds vele jaren in de Verenigde Staten. Van hem zijn de bekende versregels die tijdens herdenkingsplechtigheden op de vierde mei nog veelvuldig worden geciteerd: 'Kom vanavond met verhalen/ hoe de oorlog is verdwenen,/ en herhaal ze honderd malen:/ alle malen zal ik wenen.' In Vromans poëzie zijn het intiem persoonlijke, een bewogen maatschappelijke betrokkenheid en de intense nieuwsgierigheid van de wetenschapsman, nauw met elkaar verweven. Ter gelegenheid van het 375-jarige bestaan van de Rijksuniversiteit Groningen werd hem op lójuni j.l. een eredoctoraat verleend. Dit vraaggesprek vond daags tevoren plaats.

De kunstenaar gaat daarbij meestal af op gevoelens waarvan hij, evenmin als de wetenschapsman, de grondslagen kent. Stel je hebt een abstract schilderij gemaakt, je bekijkt het kritisch, en je vindt dat het op uitgerekend dat ene plekje nog wat geel nodig heeft. In dat geval pasje wellicht een vrij eenvoudige wet toe, die je niet kent en van het bestaan waar-

Alles is helder niets is meer te zien doordat niets anders is dan al bewezen wij zijn atomen die hun moleculen lezen en daarbij licht en daarbij bovendien roken en daarbij wild rondgaan en daarbij praten ook en daarbij stil staan

De nevenstaande dichtregels zijn een fragment uit 'Bewegend uitzicht' dat is opgenomen in de bundel 'Nieuwsgierig' en dat in de bij Querido uitgegeven verzamelbundel 'Gedichten 1946 1984' werd herdrukt. Interview: Gert J. Peelen Foto: Elmer Spaargaren

muziek. Ik geloof dat je die overeenkomsten vooral moet zoeken in het besefvan structuren. Wat een wetenschappelijk ingesteld mens in de eerste plaats treft, is het nauwelijks te verklaren vermoeden dat er in alles structuren en verbanden te vinden zijn, en het onontkoombare verlangen daarnaar op zoek te gaan, de wetten ervan te leren kennen. Dat zoeken naar structuren en verbanden vind je terug in de kunst. Sterker nog: in wezen is het beoefenen van welke kunstvorm dan ook, niets anders dan het aanbrengen van structuur. In het componeren van muziek, in het maken van een beeld of schilderij, in het schrijven van een gedicht, zit de onbedwingbare lust tot het maken van structuren. Wat de kunstenaar, al dan niet bewust, uiteindelijk doet, is het nabootsen van de natuurlijke structuur.

voor veel andere mensen. Ik kan hiervandaan zo halfin die oude leren tas van je kijken. Die vind ik nou mooi, als ik dat nare woord dan met alle geweld zou moeten gebruiken. Nóg mooier zou die tas geweest zijn, als Van Gogh hem had geschilderd, omdat hij de structuur ervan doorzien en doorvoeld zou hebben, zónder de wetten daarvan te kennen.

van je je misschien niet eens bewust bent.

E

rg duidelijk zie je die gerichtheid op structuren in wat ze wel 'computerkunst' noemen. Als ik teken met de computer, geef ik het apparaat een aantal wiskundige vergelijkingen op. Wat het eindresultaat daarvan ook moge zijn: ik wéét dat het wetmatig is. Ik kan ervoor kiezen deze wetmatigheid zó ingewikkeld te maken, dat ze als zodanig niet of nauwelijks nog te traceren is; dan geldt alleen nog het plaatje dat eruit ontstaat en dat we mooi of niet mooi vinden. Voor mij is dat structuuraspect van de kunst van veel grotere betekenis dan de vraag of iets mooi is, of de gevoelens die het al dan niet zou moeten oproepen. Mooi vind ik trouwens een naar woord, maar dat geldt meer voor mij dan

Kunst en wetenschap kunnen niet zonder elkaar. Mij persoonlijk lijkt het onmogelijk het één te doen en het ander na te laten. Als dichter trek ik profijt van het feit dat ik daarnaast wetenschappelijk onderzoeker ben. Dat vind je terug in mijn werk. Maar misschien ben ik wel geen echte dichter. Neem nou iemand als Gerrit Kouwenaar, die ik erg goed vind schrijven; dat is een echte dichter, die doet niets anders dan dichten. Ik ben geen dichter, maar een halfbakken bioloogachtig iets. En als ik schrijf, schrijf ik onder invloed daarvan. Zonder die wetenschappelijke bezigheden, zou ik niet weten waarover ik het hebben moest. Ik kan niet zomaar een gedicht schrijven over - ik noem maar wat - de wind, of over m'n grote teen, tenzij ik daar nou toevallig ook meer van afweet.

9 25

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1989 - pagina 335

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's