GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1993 - pagina 273

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1993 - pagina 273

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

zien elkaar wel - anders zouden ze voortdurend tegen elkaar op botsen maar kijken nauwelijks naar elkaar. 'Laat de ander zijn gang gaan', zo vat Oosterman de regels in zulke openbare ruimten samen. Wie wil zien hoe dat in z'n werk gaat, moet dus maar eens zien wat er gebeurt als iemand een viskom laat vallen: zelfs dan bemoeit niemand zich met de ander. H o o g Catharijne vertoont tegelijk ook trekken van wat Oosterman 'handelsruimte' noemt. 'Laat zien watje hebt' is de regel die hier geldt voor degenen die iets aan te bieden hebben. Voor het winkelend publiek geldt: toon vrijblijvende interesse. "Vooral de vrijblijvendheid is belangrijk voor de openbaarheid van de markt", schrijft Oosterman. "De klant is vrij al dan niet in te gaan op de aanbiedingen en hij kan bovendien ieder moment het contact met de aanbieder afbreken." De reacties van de bezoekers van H o o g Catharijne op de fietsacrobaat zijn een toonbeeld van deze vrijblijvendheid.

Vermaak De moderne binnenstad is niet louter 'verkeersruimte' of'handelsruimte', maar heeft meer functies. Bestuurders zijn in de loop van de tijd steeds opnieuw anders gaan denken over de functies die de binnenstad zou moeten hebben, en deze veranderende denkbeelden hebben hun sporen in de stad nagelaten. H o o g Catharijne bij voorbeeld is een kenmerkend produkt van het vooruitgangsdenken van de jaren vijftig en zestig. De oude wijk rond het station moest wijken voor de functionele betonnen kolos van het winkel- en kantorencentum. Het verkeer moest de ruimte krijgen, zo dacht men toen. De Catharijnesingel werd dan ook gedempt, om plaats te maken voor een stukje vierbaans autoweg. H o e zeer het denken over de stad kan veranderen, blijkt wel uit het feit dat er nu serieus over gedacht wordt van deze singel weer een echte singel te maken. De rode draad in Oostermans beschrijving van de ontwikkelingen in de binnenstad kan samengevat worden als: van verkeer naar vermaak. Steeds meer wordt het verkeer geweerd uit de binnenstad, steeds meer wordt de binnenstad opgevat als een plaats waar mensen komen om zich te vermaken. Het verschijnen van Chileense muziekgroepjes en fietsv u MAGAZINE JUL/AUG 1993

acrobaten is één symptoom van deze ontwikkeling - nog niet zo lang geleden waren zulke vertoningen immers ongekend in het Nederlandse straatbeeld. De opkomst van het terras ziet Oosterman als "misschien wel de meest zichtbare en uitgesproken exponent van de veranderingen in de openbare ruimte."

Luidruchtig Het is fris, deze vrijdagmiddag in mei, en de terrassen aan het W e d zijn vrijwel leeg. Alleen voor café Bartje zit een groepje lawaaierige scholieren. Oosterman zit achter een cappuccino in het café ernaast, O r loff. "Elk café heeft zijn eigen stijl en zijn eigen publiek", zegt hij, en met een blik om zich heen voegt hij eraan toe: "De drankjes zijn hier twee kwartjes duurder dan in de andere cafe's aan het Wed. De mensen die hier komen, zijn wat ouder en beter opgeleid. Je kunt aan de kleding zien dat de mensen hier gevoel hebben voor stijl. En - wat je verder ook nergens ziet - hier komen nog wel eens mannen alleen." Oosterman heeft voor zijn onderzoek de nodige uren doorgebracht

op de terrassen aan het Wed. "Ga de stad in en kijk goed om j e heen", zei zijn promotor telkens weer, en dat deed hij. Hij hield daarnaast enquêtes onder de bezoekers van terrassen. Zo kreeg hij een beeld van de functie die het terras heeft voor bezoekers van de binnenstad. Wat hem onder meer opviel, is dat mensen steeds het terras weten te vinden waar ze zich thuis voelen. De zes terrassen aan het W e d worden door hun bezoekers haarscherp uit elkaar gehouden, en wie doorgaans op het terras voor café Orloff zit, zal niet snel aangetroffen worden voor bij voorbeeld café Heen en Weer. "Iedereen weet feilloos zijn eigen terras te vinden. Maar aan wat er op het eigen terras gebeurt, heeft men niet genoeg. Voor café Bartje kan het gebeuren dat een vrouw in haar billen geknepen wordt. Daar zit het rumoerigste publiek, daar wordt ook nog wel eens luidruchtig geboerd en dan kijkt men rond om te zien of het indruk heeft gemaakt. Voor café Orloff zal zoiets nooit gebeuren, maar men vindt het wel amusant dat het ernaast wèl gebeurt." Kijken en bekeken worden, daarmee

zijn de bezigheden van terrasbezoekers wel samengevat. D e stoelen op het terras staan dan ook vrijwel altijd zo dat ze zicht bieden op de straat. "Bezoekers van terrassen", zegt Oosterman, "kunnen eigerdijk niet genoeg krijgen van het vreemde volk dat er voorbij komt en dat op andere terrassen zit - zo lang dat vreemde volk maar niet op het zelfde terras zit."

Wedstrijd O p een terras houdt men zich met andere dingen bezig dan in een café, en er gelden dan ook andere regels, merkte Oosterman op. " O p een terras zijn het meer de regels van de straat, van de 'heterogene verkeersruimte', waar men zich aan houdt. Een terras is anoniemer, j e gaat er makkelijker zitten dan datje een café binnengaat. O p een terras bemoei je je niet met elkaar, in een café kom je makkelijker aan de praat met iemand. Het bekende beeld dat een terras een uitgelezen plek is om iemand te versieren, kan ik dus niet bevestigen. Mensen laten zich wel prikkelen, maar dat is niet meer dan een voorspel, of een voorspel vóór

het voorspel. Ze gebruiken er alleen hun ogen bij." De baas van café Orloff zet ons nog twee cappuccino voor. Oosterman heeft hem destijds geïnterviewd voor zijn proefschrift en heeft het boek dan ook aan hem toegestuurd toen het klaar was. Nee, hij heeft het nog niet gelezen. "Het is nogal een w o e lige periode, nu." De kroegbaas doelt op een proef met het autovrij maken van het Wed, waarover binnenkort een beslissing moet worden genomen. De caféhouders aan het W e d zijn er warme voorstanders van, want nu moeten auto's, fietsers en voetgangers zich vaak samen over de rijbaan wringen, omdat de trottoirs geheel bezet worden door terrassen. En als de terrassen - bijvoorbeeld bij warm weer - vol zijn, staan er soms nog honderden mensen o m de terrassen heen. Dat aUes is b e w o ners en winkeliers rond het W e d een doorn in het oog. De horeca lijkt echter niet te stuiten in de strijd o m het W e d (inderdaad, Oosterman noemt het in zijn proefschrift een 'wedstrijd'). Twintig jaar geleden was het W e d een winkelgebied] e, met onder meer een antiquair, een lampenzaak, een heren-

modezaak en ook één café. De Vriendschap. De winkels zijn echter verdwenen en één voor één vervangen door cafe's. Alleen de lampenzaak is gebleven, en verder zitten er nu zes cafe's en een restaurant. Dat is een voor Utrecht ongekende concentratie, en die maakt mede de populariteit van het W e d uit. Het gemeentebestuur heeft oog voor de belangen van de horeca aan het Wed. Geen wonder, vindt Oosterman, want ook in het denken van de overheid is vermaak belangrijk voor de binnenstad geworden. "Steden verkopen zichzelf als plaatsen van vertier. Als je de folders ziet waarmee ze zichzelf aan de buitenwereld presenteren, zie je dat steeds: ze zijn altijd 'knooppunt in Europa' en het 'bruist' er ook altijd. Dat Zoetermeer R o z e Zaterdag, de jaarlijkse homo-demonstratie, binnen zijn grenzen heeft gehaald, heeft daar ook mee te maken. D e boodschap van Zoetermeer aan de buitenwereld is: zie je wel, hier is wat te beleven. Met een imago als slaapstad kom je er niet meer." De strijd o m het W e d is echter nog niet gestreden, want nog steeds is dit stukje binnenstad niet autovrij. "Dat boek van je kwam precies op het goede moment", vindt de baas van Orloff. Het is ook aangehaald, weet hij te vertellen, in de discussies die in gemeenteraadskringen over het autovrij maken van het W e d worden gevoerd. Oosterman heeft kenneHjk 'maatschappehjk relevant onderzoek' gedaan. "Ja, zeker weten", vindt hij. Met zijn onderzoek is door sommigen nogal de draak gestoken - onder meer door Van Kooten en D e Bie in Keek op de Week. Oosterman kan er wel om lachen, maar vindt het rüet terecht. Hij denkt met zijn proefschift niet alleen satirici van dienst te zijn geweest, maar ook een bijdrage te hebben geleverd aan de theorievorming over de openbare ruimte. "Het is me natuurlijk vaak gevraagd: kun je promoveren op terrassen!? Ja, natuurlijk kan dat. Je kunt toch ook promoveren op een of ander insect in een ver oerwoud? Maar zodra je een proefschrift schrijft over een alledaags onderwerp, denkt iedereen er verstand van te hebben. Kennelijk moet je een onbegrijpeHjk proefschrift schrijven om wetenschappelijk over te k o men." v u MAGAZINE lUL/AUG 1993

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1993 - pagina 273

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's