GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1993 - pagina 341

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1993 - pagina 341

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

vaderlandslievend. Helaas echter, ziet de uitwerking van dit fraais er in de praktijk heel anders uit. Door als universiteit de toelatingsnornien te verlagen tot maximaal het leervermogen van de beneden-modale medemens, door het binnenslepen van zoveel mogelijk opdrachten vanuit het bedrijfsleven tot het verrichten van toegepast korte-termijnonderzoek dat de wetenschap qua kennis en inzicht geen steek verder helpt, en door als hoogleraar vooral niet vies te willen wezen van een dik betaald organisatieadviesje hier, en een extern bedrijfskundig evaluatierapportje daar, dient men welvaart noch wetenschap, maar bewijst men slechts uit te zijn op snelle winst en tijdelijk voordeel. Wel laat deze originele praktische invulling van het begrip 'maatschappelijke relevantie' ten overvloede nog eens zien hoe multifianctioneel de destijds als cryptocommunistisch aangeduide ideeënwereld der opstandige jongeren wel niet is geweest! Het argument dat universiteiten uit puur lijfsbehoud de boer opgaan, el-

kaar op leven en dood beconcurreren en hun eigenlijke taak (het bieden van degelijk wetenschappelijk onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk relevant onderzoek, waarop dat onderwijs mede gebaseerd is) veronachtzamen, is in zeker opzicht dus steekhoudend. Dat is dan ook het probleem niet. Het probleem is, dat aan het constateren van lijfsbehoud als doorslaggevend m o tief achter de universitair-bestuurlijke kortzichtigheid, vanuit de politiek geen consequentie •wordt verbonden. Wie "a" zegt (en dat hebben het huidige en voorgaande kabinetten over dit onderwerp nu wel lang genoeg gedaan), moet tenslotte ook eens " b " zeggen. Waar universiteiten - om studenten te lokken of onderzoeksgelden te scoren - elkaar, en daarmee indirect ook zichzelf, naar het leven staan, en tegelijkertijd onontbeerlijk maar overigens onverkoopbaar fundamenteel onderzoek en economisch en maatschappelijk minder goed in het gehoor liggende wetenschappelijke disciplines dreigen te verstikken, daar

kan de conclusie toch geen andere zijn dan dat er, gegeven de behoefte, kennelijk teveel van dat soort instellingen zijn. Voor een overheid getuigt het van weinig inzicht in het maatschappelijk belang van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, om het proces van niveauverlaging en commercialisering van de universiteiten, zoals dit zich nu aan het voltrekken is, ongemoeid te laten, of nog erger - zelfs bev/ust te blijven bevorderen. Maar het getuigt ronduit van lafhartige laksheid om - met een schijnheilig beroep op democratische principes als zelfregulering zulke op lijfsbehoud en concurrentiepositie gefixeerde instellingen het onderling te laten uitvechten. Want ondanks hun misplaatste, quasiprogressief klinkende beroep op de maatschappelijke relevantie van hun bezigheden, hebben de bijklussende hoogleraar en zijn ondernemende werkgeefster toch vooral veel weg van de ééndimensionale kapitalist: iemand die, net als zij, zelfs tot het graven van het eigen graf bereid is, zolang het maar betaalt.

Bijklussen ERIC-JAN TUININGA Begin juni heb il< enl<ele weken lang de vraag moeten beantwoorden of il< er ool< bijklus. Mijn antwoord was: ja, vooral geïnspireerd door het feit dat het mijn vak is om na te denken over de wisselwerking tussen wetenschap en samenleving. En dus voel ik me een actieve bruggenbouwer tussen universiteit en maatschappij (vandaar deze column waar ik overigens een goede boekenbon voor krijg!). In de theorie van de kennisoverdracht heeft mijn functie zelfs een naam: poortwachter {gatekeeper) en op allerlei manieren probeer ik die poort beter te laten functioneren: onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Dat laatste is recent in opspraak gekomen door de affaire In 't Veld, en vele media hebben zich verlekkerd in volstrekt oeverloze discussies. Veel te veel werd er daar op de man gespeeld en te weinig op de echte zaak: levert de universiteit nog kwaliteit? In de visie van Von Humboldt was de universiteit als een ivoren toren. We moeten ons nu echter veel meer ge-

legen laten liggen aan de buitenwereld. En dat betekent ook wel eens buiten de deur werk verrichten, al is het alleen maar om te ervaren wat de praktijk is. Ook van mijn studenten verwacht ik een externe stage, juist om de kontekst van hun vak te leren kennen. Eigenlijk komt door het bijklus-debat iets wezenlijks naar voren, namelijk dat er een tweedeling op de universiteit is ontstaan. Enerzijds is een universiteit nog steeds de enige plaats waar je zuiver wetenschappelijk bezig kunt zijn, en waar je onbaatzuchtig advies zou moeten kunnen krijgen. Anderzijds moeten de faculteiten de tering naar de nering zetten en hebben zij, naast het 'binnenhalen' van contractonderzoek, allerlei modieuze studies opgezet. Immers, we worden afgerekend op studentenaantallen (nog steeds op instroom en niet op uitstroom of kwaliteit!), en dus ontstaan er allerlei 'flutkundes'. De echte discussie gaat dus niet om die ene bijklussende hoogleraar, maar om de kwaliteit van ons wetenschappelijk on-

derwijs. Kunnen we in vier jaar nog wel toptalent kweken? Nee dus, en terecht ontstaat er een wildgroei aan extra cursussen met een heel ander soort bijklussers: de toppers van buiten die voor enkele uren college per week zich hoogleraar mogen noemen. Er wordt vooral geïnvesteerd in (post-doctorale) cursussen voor bollebozen en in contractonderzoek voor interessante klanten. Het onderwijs voor de reguliere student krijgt steeds minder aandacht, zoals ook de recente kwaliteitsbeoordeling van de Nederlandse sociologie-opleidingen uitwees. Gelukkig beginnen de studenten nu zelf ook te onderkennen dat de vierjarige studie niet altijd meer voldoende is voor de arbeidsmarkt. Ze worden steeds kritischer. Zo werd laatst voor het eerst ook mijn collegecyclus door een anonieme student doorgelicht. Dat dwingt ons weer na te denken over onze eerste verantwoordelijkheid: onderwijskwaliteit, in plaats van buiten de poort bezig zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1993 - pagina 341

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's