GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 216

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 216

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

38

zer niets opsteekt of die hem niet op een geestelijk hoger niveau tilt, geniet in de westerse culturele traditie meestal geen goede reputatie." Tegenover de vergeestelijkte literatuur werd de zinnelijke lectuur geplaatst. "Het een verruimt de geest, het ander kietelt de onderbuik," zegt Laurense. "Maar die tegenstelling zegt mij niets. Wat is er tegen zinnenprikkeling? De ervaring van de geest is niet superieur aan die van de zinnen. Dat is voor mij geen basis om die tweedeling in stand te houden. Bovendien kan ook hogere literatuur zinnenprikkelend zijn. En genieten van beeldende kunst is uit de aard der zaak een zinnelijke ervaring." Een ander bekend critermm om h o ge van lage literatuur te onderscheiden is dat van commerciële versus autonome literatuur, een onderscheid dat een grote rol speelt in het werk van de Duitse filosoof en kunstsocioloog Theodor W. Adorno. Adorno is een van de twee cultuurcritici op wie Laurense zich in haar proefschrift baseert; de ander is de Franse socioloog Pierre Bourdieu (1930). De grote boosdoener in Adorno's visie op kunst is de cultuurindustrie: de massamedia en de reclame, die alleen uit zijn op winst. De cultuurindustrie degradeert kunst tot koopwaar en maakt kijkers en luisteraars tot afgestompte, slaafse consumenten van clichés. Laurense: "De cultuurindustrie behandelt haar klanten niet als subjecten, dus als bewust levende, kritische mensen, maar als objecten. Daar zijn mensen zelfs behoefte aan gaan krijgen. Je kunt er zelfs trots op zijn dat je een consument bent. Als je geënquêteerd wordt, kun je denken: ze vragen naar mijn mening, ik ben interessant. Maar daar gaat het natuurlijk niet om. Je bent een object dat door reclame gemanipuleerd moet worden." Tegenover de valse produkten van de cultuurindustrie stelde Adorno de authentieke kunst, die hij onder meer herkende in het werk van Kafka en Samuel Beckett. Maar Beckett verdiende toch ook goed geld met zijn boeken? Laurense: "Daar gaat het Adorno niet om. Het authentieke zit erin dat er in een tijd waarin alles gericht is op communicatie en aanpassing, toch iemand is die niet communiceert, die zich niet aanpast. Die zegt: ik weiger betekenis te pro-

VU MAGAZINE MEI 1994

duceren, zoals in het absurdistische toneel van Beckett." Het probleem is echter dat heuse authentieke kunst op het oog moeilijk te onderscheiden is van anti-kunst die een maniertje is geworden. Laurense: "Daar is Adorno nooit goed uitgekomen. En zodra je denkt: misschien is er wel niets meer authentiek, is dat misschien wel een goed moment om te gaan twijfelen aan zo'n begrip als 'authenticiteit'. Of aan zo'n radicale kritiek op commercialiteit. Je kunt je inderdaad afvragen of die tegenstelling tussen commerciële en authentieke kunst niet achterhaald is door de ontwikkelingen, of het onderscheid niet volstrekt kunstmatig is geworden."

Romance Een van de intrigerende uitspraken van Adorno die Laurense aanhaalt in haar proefschrift, is dat "lage literatuur misbruik maakt van het verlangen van de mensen naar geluk." Laurense: 'Dat zie je heel duidelijk in de Bouquetreeks: een vrouw is alleen, beleeft een romance, en het verhaal heeft een happy end. De lezeressen van die verhalen hoeven niet ongelukkig te zijn, maar misschien is hun romance al jaren achter de rug en hebben ze het idee dat dat het hoogtepunt m hun leven was. Het is heel legitiem dat mensen gek zijn op die verhalen." Laurense zal niet zeggen dat niemand van de Bouquetreeks iets kan leren. " Z o ' n Bouquetreeks geeft wel een heel scala van emoties weer. Verliefd zijn, niet toe willen geven, wanhoop, jaloezie, de hele romance. Als je eenjaar of vijftien bent, hoeft dat helemaal niet triviaal te zijn, al is het alleen maar omdat het dan nog nieu^v is. Het kan op dat moment vorm geven aan je emoties." Is Laurense zelf een gretig consument van escapistische literatuur? Nee. "Hoge literatuur zou die illusie van geluk niet moeten geven, maar juist ter discussie moeten stellen: hoe komt het dat dat verlangen naar geluk nooit vervuld wordt?" Is de aanwezigheid van clichés dan toch geen houdbaar verschil tussen hoge en lage literatuur? Laurense: "Aan de ene kant ben ik geneigd om volmondig ja te zeggen, want dat komt overeen met mijn eigen smaak. Aan de andere kant vind je die dingen ook in hoge literatuur." Ze legt uit dat zij wel eigen normen kan

formuleren, maar dat anderen zich daar niets van aan hoeven te trekken. Laurense: "De waarde van een boek is afhankelijk van jezelf, van sociologische en persoonlijke factoren. Je moet wel kritisch blijven - ik pleit niet voor onverschilligheid. Het heeft ook te maken met deskundigheid: als leraar kan ik tegen een leerling zeggen dat het ene boek beter is dan het andere. Maar ik betwijfel of je je in zaken als cultuur en literatuur op zo'n deskundigheid mag beroepen. De kritische onderscheidingen van iemand die geen verstand heeft van literatuur zijn niet slechter dan die van deskundigen. Alleen als je vindt dat literatuur beoordelen een kwestie is van kennis, dan moet je het overlaten aan de mensen die daarvoor gestudeerd hebben."

Tafelmanieren Behalve aan Adorno ontleent Laurense veel aan de Franse socioloog Pierre Bourdieu, die veel kunstliefhebbers tegen zich in het harnas joeg door te beweren dat het object van hun liefde een heel banaal nut heeft: mensen ontlenen prestige aan hun omgang met kunst. Alleen al het stellen van de vraag: 'Waarvoor dient cultuur?', schrijft Bourdieu in zijn hoofdwerk 'La distinction' (1979), is genoeg om uitgemaakt te worden voor cultuurbarbaar. Laurense: 'Volgens Bourdieu is alles wat gedaan wordt uit een zuivere liefde voor kunst of wetenschap onderworpen aan sociale wetmatigheden. Zoals mensen economisch kapitaal bezitten, kunnen ze ook cultureel kapitaal bezitten. Maar die cultuureconomie kan alleen werken doordat iedereen oprecht gelooft dat het niet om geld draait.' Bourdieu illustreert dat met een onderzoekje naar het beleid van twee uitgeverijen: het commerciële Laffont en het chique Minuit. Laffont mikte op snel succes, maakte veel reclame, en bracht vooral titels uit waarvan er in korte tijd veel verkocht werden. Minuit gaf avantgardisten uit als Beckett en Robbe-Grillet, die pas na twintig jaar rendabel werden. Laurense: 'Maar dan begon het wel mooi aan te tikken - op den duur kun je van prestige dus ook goed eten. Uiteindelijk bleek Minuit per saldo beter af dan die zogenaamd echt commerciële uitgeverij, hoewel Minuit graag de schijn ophield niet in winst geïnteresseerd te zijn."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 216

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's