GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1995 - pagina 571

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1995 - pagina 571

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ouders en kinderen met elkaar omgaan, de vriendschappen en de conflicten die we aangaan en de manier waarop we die vorm geven, de dingen die we goed onthouden en de dingen die we snel vergeten, de meningen die we hebben, of denken te hebben, en de manier waarop deze opvatting afhangen van onze plek in de samenleving. Kortom, evolutionaire speculaties hebben consequenties voor alle vragen waarmee psychologen, sociologen, ethici, economen, antropologen en wie weet hoeveel anderen, bezig zijn. Wright citeert rijen onthullende onderzoekingen die zijn weinig flatteuze beeld bevestigen. Dat zal geen lezer verbazen, hij heeft ze er ongetwijfeld met zorg op uitgezocht. Maar dat doet aan hun belang niet af. Een heel simpel voorbeeld. Ouders zijn verdrietig wanneer ze een kind verliezen. Dat zijn ze altijd en overal. Laat u geen sprookjes aanpraten over Middeleeuwers of mensen in DerdeWereldlanden die daar minder onder leden of lijden dan u en ik zouden doen. Wel is de mate van verdriet afhankelijk van de leeftijd van het kind. Misschien verbaast ook dat u niet. Wordt iemand, zo redeneren sommigen, niet waardevoller naarmate je hem of haar beter leert kennen? Zo ja, dan zal verdriet over het overlijden toenemen naarmate het kind ouder wordt. Een ander zal echter als volgt redeneren: hoe meer leven iemand nog te leven had, des te tragischer het is dat zo iemand dood gaat. Als dat zo is, dan zal verdriet juist toenemen naarmate de leeftijd waarop het kind overlijdt jonger jonger is.

tig zijn, althans doorgaans. Voila: functionalisme, en dat zonder evolutie of selectie! Evolutionisten mogen graag bew^eren dat biologie zonder het licht van de evolutie, een onbegrijpelijk val<: is. Ze bedoelen zoiets als: je kunt alles weten van giraffen, wat ze eten, hoe ze leven, hoe hun bloedvatenstelsel de enorme drukverschillen, veroorzaal<:t door hun abnormale lengte, opvangt, maar als je niet weet hoe en waarom die giraf ontstond, dan snap je eigenlijk nog niets. Als die evolutionisten gelijk hebben, dan staat het er slecht voor met de biologie. We weten niet of de giraffenek ontstond omdat het handig is zo'n nek te hebben (om boomblaadjes te kunnen eten, of roofdieren te zien aankomen), door een raar toeval, door een kosmische ramp, of misschien wel als neveneffect van een heel andere ontwikkeling. Het licht van de evolutie is vooral het licht van speelse verzinsels. Biologieonderwijs zonder evolutielessen lijkt dus niet zo'n probleem. Zeker wanneer, zoals nu, die lessen voorbijgaan aan alle controversen en onzekerheden die de evolutiebiologie nu juist zo boeiend malcen. Natuurlijk ondersteunt de selectietheorie het functionele denken, maar voorlopig is dat steun waarmee we voorzichtig moeten zijn. Mochten we ooit meer zekerheid krijgen over de rol van natuurlijke selectie en daarbij ontdekken dat die veel minder groot was dan selectionisten denken, dan zou het jammer zijn wanneer daarmee ook het functionalisme in het gedrang kwam. EVOLUTIE

ALS

Volgens selectionisten is het grootste verlies dat van een jong-volwassen kind. Louter geredeneerd in termen van investeringen en voortplantingskansen, en dat zijn de termen waarin selectionisten redeneren, is niets waardevoller dan een kind van een jaar of twintig. En onderzoek wijst uit dat ouders het meest, het langst, het diepst van streek zijn als ze een jong-volwassen kind verliezen. Een tegenwerping ligt voor de hand. Beide eerdergenoemde tendenzen werken samen. Een kind wordt waardevoller naarmate je het beter leert kennen, maar na zo'n jaar of twintig gaat het troostrijke idee dat iemand toch een mooi leven achter zich heeft, geleidelijk steeds meer meespelen. Tja, zegt Wright dan, maar wat een toeval dat het maximum van die verdrietscurve precies daar uitkomt waar de selectionist voorspelt dat hij zal liggen, en niet bijvoorbeeld bij een jaar of veertig. Of is dat geen toeval, en zijn overwegingen als 'we kenden hem zo goed', of 'zij had nog zo'n lang leven voor zich' gewoon de mechanismen die waarborgen dat wij iemands 'waarde' beoordelefL op een manier die klopt met wat de evolutie van ons eist - mechanismen die ook louter daarom zijn ontstaan?

INSPIRATIEBRON

Wat is dan wèl het belang van evolutiebiologie, even los van het feit dat het, in theoretisch opzicht, een boeiend val<; is? Robert Wright schreef onlangs een dik boek over 'The Moral Animal', over ons dus. Dat boek (dit jaar verschenen bij Little, Brown & Co. in Londen) zit boordevol evolutionaire verhaaltjes over het ontstaan van allerlei menselijke trekjes en gedragingen. Waarschijnlijk zijn al die verhaaltjes, zeker als het om de details gaat, onzin. Dat kan ook niet anders. We zullen nooit weten hoe onze zeer verre voorouders leefden en met elkaar omgingen, en we zullen dus ook nooit weten hoe de ontwikkeling van mensaap, via aapmens, tot mens precies is verlopen. Maar speculaties daarover roepen wèl vragen op die anders zo malckelijk niet gesteld zouden zijn. Het beeld dat evolutiebiologen van mensen (en alle andere dieren) schetsen is weinig flatteus. In hun theorieën verschijnen wij niet als wezens met diepe inzichten en de neiging om naar het hogere te streven. En zo zouden velen onzer in elk geval zichzelf toch wel graag willen zien. In plaats daarvan zien wij onszelf afgebeeld als wezens met een gedragsprogramma dat weliswaar subtiel en variabel is - wij spelen een ragfijn spel, en doorzien daar zelf nog geen fractie van - maar dat toch ontstond en zich ontwikkelde vanwege het effect dat het had: maximalisering van ons reproduktieve succes. Dat heeft consequenties op alle terreinen des levens: de manier waarop mannen en vrouwen met elkaar omgaan, de manier waarop

Een ander voorbeeld: in de pers werd onlangs een onderzoek beschreven waaruit bleek dat doorgaans als aantrekkelijk beschreven mannen meer succes hebben in hun zal<:elijke carrière dan lelijke mannen. Hun kansen op een baan zijn aanmerkelijk hoger en hun salaris is dat ook al snel. De heersende ideologie doet velen al snel roepen dat dit onrecht is. Maar misschien gaat dat net iets tè snel. Koos van Zomeren plaatste in NRC/Handelsblad dit bedrijfskundige onderzoek in een 'biologisch' kader. Waarom vinden we bepaalde mensen eigenlijk mooier dan andere? Zou onze schoonheidsbeleving geen evolutionaire wortels kunnen hebben? Zou het zo kunnen zijn dat wij mooi zijn gaan vinden wat, althans ooit, succesvol bleek?

"Zouden de zorgvuldig gebeeldhouwde ammonieten (...) zijn gecreëerd opdat de mens ze later in zijn kast zou kunnen bewonderen'", vroeg Darwin zich af. WETENSCHAP,

CULTUUR

In handen van een evolutionair perfectionist worden et) SAMENLEVING

37

- DECEMBER

1995

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's

VU Magazine 1995 - pagina 571

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's