VU Magazine 1997 - pagina 78
de mens is een vreemd wezen: hoe naakter men hem ziet hoe meer hij in zijn hemd staat
soms van-dik-hout-zaagt-men-planken:
Hardrijdende vuilnisauto Ook vandaag weer passeerden vele auto's elkaar op de rijksweg Wassenaar-Den Haag. Zo maar een mededeling. En een volstrekt onzinnige bovendien. Maar herkent u er poëzie in? Want dat is het: een gedicht van Cees Buddingh' dat, geknipt in drie regels en zonder de hoofdletters en de punt die ik er aan toevoegde, is opgenomen in zijn verzamelbundel 'Gedichten
de natuur is prachtig, zeker, met haar mooie groene bomen, haar mooie gekleurde bloemen en haar vele, vele vogels met hun keur van geluiden toch: geef mij de mens maar, het enige dier in de schepping dat zijn soortgenoten verslindt en tussen twee maaltijden dooi een plaatje opzet van Joseph haydn maar altijd heel direct:
1 9 3 8 - 1970'.
Het is poëzie; het staat er op, en je ziet het aan de regelval en het vele wit. Maar hadden wij dat ook geweten als we de tekst zo maar, ergens op straat hadden gelezen of gehoord? Hoe herkennen wij poëzie wanneer herkenningstekens, zoals rijm en ritme, ontbreken? een jaar of dertig geleden misschien hadden wij tegen het eind van het jaar, plots een vlieg in de kamer, niemand wist of het een nog-vlieg of een al-vlieg was, maar mijn vader voerde hem korreltjes hagelslag en mijn moeder bakte, toen het oud en nieuw werd, heel kleine appelbeignetjes voor hem
Een huis-, tuin- en keukenverhaaltje en bepaald humoristisch bovendien, maar waardoor, en in welke regel precies, dient zich de onontkoombare conclusie aan: aha een vers!, dit hier is poëzie? Ligt die herkenning besloten in de absurditeit van de anekdote, in het quasi-precieze ("een jaar of dertig gelden"), het dito-seneuze ("een nog-vlieg of een al-vlieg") of in de kolderieke uitvergroting ("heel kleine appelbeignetjes")? Buddingh' was in staat om zelfs uit de modder aan zijn schoenen nog duurzaam poëtisch potwerk te bakken. Soms heel ingetogen en ontroerend:
JANUARI/FEBRUARI
dat is geen vooruitgang geloof ik maar eerder een stap achteruit pas als mensen van poëzie helemaal niets verwachten zullen we het hebben: poëzie dit moet maar eens bewezen
worden
Ontroerend onhandig zoals vuilnisauto's die hardrijden
als mijn vrouw met de bus naar de stad gaat hoop ik altijd dat ze halte ziekenhuis instapt: dan kan ik haar net zo lang nakijken als wanneer ze halte vogelplein neemt en zie ik haar bovendien nog een keer voorbijkomen in de bus
wcs
Schijnbaar eenvoudig en vermakelijk. Wanneer Buddingh' zijn werk zelf voordroeg, met dat nasale stemgeluid, de onmiskenbare Dordtse tongval en de wat slome dictie die aan fan Wolkers deed denken, dan had hij snel de lachers op zijn hand - vaak ongewild, zoals uit zijn verbaasde gezicht viel op te maken. Daardoor kon zijns ondanks de gedachte postvatten dat Buddingh's poëzie oppervlakkig vermaak voor het grote publiek was. Zoals Remco Campert eind jaren zestig dichtte: Sinds Buddingh' verwachten veel mensen van poëzie een avondje lachen
'vliegen zijn vieze beesten, hèpappal' vraagt mijn zoon en ik zeg: 'ja jongen, vliegen zijn vieze beesten.'
78
de mens is een vreemd wezen: hoe naakter men hem ziet hoe meer hij in zijn hemd staat
Buddingh' hééft dat bewezen. Zijn poëzie i's zo'n hardrijdende vuilnisauto. D. Prinsen
1997
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997
VU-Magazine | 434 Pagina's