Tractaat van de reformatie der kerken - pagina 73
WAT GELDEN MOET VAN DE DIENAREN DES
VVOORDS.
of zij deze personen op publiekrechtelijk terrein dragers der kerk wil erkennen. slissen,
De
$g als
ambts-
heerlijke rechten van beroep of collatie of agreatie daarentegen,
die onder den
naam van
heugenis
achterlieten,
kerkelijk
beginsel
patronaatsrecht, floreenstelsel, enz. zoo droeve
zijn
ten eenemale in strijd
als
veroordeelen.
te
Want ook
al
met het zuiver wendt men voor,
gemeente dan geacht wordt deze macht tot beroeping verte hebben overgedragen, zoo dient altoos geantwoord, dat deze overdracht daarom niet geldig mag heeten, overmits het kerkelijk gezag van beroeping nu eenmaal onvervreemddat
de
vreemd en aan derden
baar
is
uit zijn aard.
En wat
ten
en
het
„de
slotte
godsdienst betreft, koninkrijk
beginsel
om
uitroeiing
van
alle afgoderij
en valschen
het rijk des Antichrists ten gronde te werpen
van
Christus
te
voorderen," zoo moet ook hier
maar bij de toepassing van het beginsel scherp en streng onderscheiden. Ongetwijfeld rust de verplichting op de magistraat om de eere Gods te bevorderen, niet het
het
zeer zeker vastgehouden,
minst daardoor,
geenszins ti'effend
dat
de
magistraat
de afgoderij weere.
Maar
volgt hieruit, dat elk middel ten deze geoorloofd of doelis te achten. Had de historie geleerd, dat gewelddadige
uitroeiing van afgoderij en ketterij metterdaad vrucht droeg en de eere Gods hoog hield, zeer zeker zou dieuitroeiingalsdangeboden kunnen zijn. Nu daarentegen de aard der menschen zoodanig is, dat geweld tegen
zedelijke dwaling niets vermag, en de natuur der afgoderij en ketterij
door tegenstand eer geprikkeld wordt tot nieuwe krachtsontplooiing, en bovendien de overheid, blijkens het getuigenis der geschiedenis, bijkans altoos misgetast heeft, door voor ketterij aan te zien wat waarheid was en wat waarheid was afgoderij te doemen, zoo is hiermee overtuigend bewezen, dat voor £f e w e 1 dd a d g e uitroeiing van de ketterij de ketterij zelve^ onvatbaar, des menschen aard ongeschikt, en de overheid tegelijk onmachtig en onbekwaam is. Reden waarom de practijk der oude kerk ten deze moet afgekeurd, en de overheid vermaand, dat ze de ketterij langs geen anderen weg poge te weren, dan door de ware kerk vrij te laten en alzoo te bekwamen tot voller ontplooiing van haar geestemaakt,
dat
ze
i
lijke kracht.
§
22.
Onder
Wat de
Woords de
gelden moet van de Dienaren des Woords. ambtsdragers
eerste
plaats.
der
kerk
bekleeden
de
Dienaren
Dezen voorrang ontleenen
zij
niet
des aan
7
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's
![Tractaat van de reformatie der kerken - pagina 73](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/tractaat-van-de-reformatie-der-kerken/1884/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's