Contra-memorie in zake het Amsterdamsch conflict - pagina 61

!

§ 17. TWEEËRLEI METHODE TOT STUITING VAN HET MODERNISME.

59

door terechtwijzing in den geest der broederlijke liefde uit den ruimen, heeft het gemeend aan den heer Dr. G. van Gorkoni een schrijven te^noeten richten, waarvan het de eer heeft den Kerkeraad Het bij (ie/e een afschrift te doen toekomen (zie Archief No. 3349 B.). C'lassicaal Bestuur is van oordeel, dat de heer Van Gorkoni dië jongelieden, blijkens de antwoorden op de vragen, hun van Kerkeraadswege voorgesteld, niet had mogen aannemen, en dat de aanneming niet is geschied O.

cl.

weg

te

met medewerking van den Ouderling; zoodat door hem gehandeld is in Regl., en art. 38 Regl. Godsdienstonderstrijd beide met art. 11 Alg. Natuurlij ie legde de heer Dr. Van Gorkom dit onschadelijk briefje stil naast zich neer en het Classicaal Bestuur stuitte lücis. En nog onbeduidender was de actie van het Classicaal Bestuur in 1877, toen de heer W. Hovy een klacht indiende tegen den heer Dr. Ph. H. Hngenholtz. Deze klacht kwam in de vergadering van den Kerkeraad van 25 April, en men besloot ze als klacht van den Kerkeraad over te nemen -). Op den 19 April daaraanvolgende wierd de vorm waarin dit geschieden zou vastgesteld, en last gegeven tot opzending. Hangende deze zaak diende de heer A. F. Meyer een tweede klacht tewijs"

\).

denzelfden predikant in, die op voorstel van Dr. Vos insgelijks aan Bestuur wierd opgezonden, „opdat dit Bestuur wete wat het Classicaal het Het meldde te doen hebbe !" En wat deed nu het Classicaal Bestuur'? op 6 Juni 1877 bij missive n". 550, dat (alleen doordien de voorzitter

gen

van den Kerkeraad, de heer Ds. N. H. de Graaf, thans lid van het Classicaal Bestuur, verzuimd had het stuk tijdig in te zenden) de termijn van vier weken verstreken was; en de klacht dus moest afgewezen als Aan eigen interventie wierd nu ganschelijk niet niet ontvankelijk •^). meer gedacht en Avat de klacht van den heer A. F. Meyer betrof, berichtte het Classicaal Bestuur, onder dagteekening van 7 Juni 1879, No. 557, ^dal hel niet eens beijrcep, )net wat doel die klacht mis imjezomlen' '^). Was het dan wonder dat de Kerkeraad den moed opgaf, om bij dezen medicijnmeester genezing te zoeken, en dat sinds de klachten uitbleven, waar zoo kennelijk de ernstige wil, om recht te doen, ontbrak en moet het dan geen bevreemding wekken, dat een Classicaal Bestuur, hetwelk op zulk een wijs te zijner kennisse gebrachte verkeerdheden glippen thans den Kerkeraad verwijten komt: Uw ;</>/-klagen zij u tot liet, ;

;

schuld ~) Ibid., fol. 360. Kerkeraadsnot., fol. ]13. „Missive van het Classicaal fol. 369. Men leest in Art. 9 Ibid., antwoord op de missive des Kerin No. 5 50, Bestuur d.d. 6 Juni 18 77, keraads d.d. 19 April 1.1., begeleidende het bezwaarschrift van den ouHet Classicaal Bestuur bericht, dat de termijn van vier loeken, derling Hovy (volgens art. 42, al. 1, Regl. p en T.) door den vergund door de wet Kerkeraad is overschreden; dat het derhalve niet ontvanl-elijk is, en hierbij De heer Vos stelt voor, dat de Kerteruggaat (Z. archief 3623 C). 1)

')

:

:

A—

bezwaard door die uitspraak, wat de opvatting van den termijn betreft, wende tot het Provinciaal Kerkbestuur. Dit voorstel wordt bij hoofdelijke stemming verworpen (tegen 3 7, vóór 19 stemmen)."

keraad

^)

zich

als

Kerker aadsprotoc.

fol.

369.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen