De twaalf patriarchen - pagina 62

liri'l'l'l'l'l'l

I

I

I

I

I

I

'

':|>'l'l'l'l)ll|i|llilil'|:|i|'l<lil'lll<l<lllllllll'l'l'1'l'l<ti|<l'i'l<li|l|i|:|>llllll|i|lll|i|ll>l<|t|>|lll|l|i|'|i|lllli|i|i|:|<l>|i|'|'|'|:|i|

I

54

DE PATRIARCH ISSASCHAR.

§

ï

een schat, dien ze in de hemelen opleggen, alleen niet naar

i

i

verdienste,

maar

uit genade.

\

Te wanen dat ge met en

I

komt,

dat

nu ge zondaar wierdt,

i

de zonde; daaruit spruit het gevaar voor

I

het waardoor ook Issasch ar verging,

f

zondige gestalte bleef desniettemin Issa-

1

j

er

1

den loontrekker; dat

Maar

i

is

om

ool^ in die

I

schar onder Israëls

i

lichaming

is

loon,

stammen de verpersoonlijking en de

be-

1

hemel

i

moeite en den arbeid en dat er een loon groot

|

voor wie de kunst verstond om in

\

den dag der glorie

f

Ik kom, en mijn

i

een iegelijk te vergelden naar zijn werk!'''

|

dezer heerlijke gedachte, dat

de

I

ziet

i

in

I

het onzlclithare te werken; en dat eens in

1

het roepen uit den hooge

1

loon ia met mij,

i

(Openb. 22

al

de

hemelen

:

zal zijn,

om

12).

zal zijn:

God

//Ziet,

uit den

j

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen