Het Calvinisme en de Kunst - pagina 71
71 ^*)
deze
Opeiibarin?; heinelsclie
15—17.
I:
had
Henlt-r
voor de Iioogc beteekenis van
p;('voeI
toch menscliehjke luituur, toen
eii
die se Gestalt zu malen?" Ons
is
hij
uitriep:
,Wer vermag
slechts hoofdzaak, dat uit de identiteit tus-
schen liet lichaam, dat eens aan het kruis hing en nu wantschap tussfhen de hemelsche en aardsche wereld
in
den hemel
blinkt,
de ver-
blijkt.
^') Het ethische moment moet bij du kunst niet als toom voor het te wilde paard dienst doen, maar uit de kiuistidüe zelve moet ge den eisch afleiden, dateenzydig zinnenschoon, waar geen schoon der ziel, en geen schoon in de verbinding tusschen lichaam en ziel, aan beantwoordt, reeds uit aesthetisch oogpunt Schoon, dat niet in een deel, maar harmonieus als onbevredigd laat.
schoon van het geheel uitkomt, kan nooit met het ethisch moment
Wie
*'')
in strijd gerak«!n.
van de praemis.sen der Heilige Schrift uitgaat, ignoreert daarom de studiën Veeleer plukt hij er drieërlei vrucht van.
die een ander uitgangspunt kiezen.
ni(!t,
Bijna geheel neemt
hij
over de empirische studiën, die zich bepalen
zoek van de verschijnselen.
Ten tweede hecht
liooge
hij
tot het
onder-
waarde aan het uitkomen
der tegenstellingen in de onderscheidene scholen, overmits deze leiding geven bij het (jpsporen van den organischen samenhang der phenomena. En eindelyk wordt ons in deze studiën door een reeks van geniale aesthetici een waarlijk niet te
versmaden bijdrage geleverd voor de kennis, zoo al in den onderzoeker.
niet steeds
van het schoon, dan
toch van den scboonheidsziu
De empirische
"')
met
school, die door deze aesthetici vertegenwoordigd woidt, lacht
over het schoon, en wendt zich
tot de bestudeering van lijn en tint en den kunstenaar langs physiologischen weg den toegang lot een rijker schoon te ontsluiten. Hkl.muolz deed dit in zijn Vortrage Ueber die Erhallung der Kraft. Berlin 1847, Handbuch der Physiologischen Optik. Lpz. 185G, en Die Lehre von den Tonempfindungen. Braunschweig, 4e Au(l. 1877. Pfau in zijn Fr ei e Studiën, Stultg. 2e Aufl. 1874, zyn Kunstgewerbiiche Studiën, 1872 en zijn Kunst- und Gewerbestudien, 1877, en G. Semper in zijn Der Stil in den technischen und tektonischen Kunsten, 2e Aull. 1878, zjjn Wissenschaft, Industrie und Kunst, Braunschweig, 1852 enz. Alle deze studiën strekken om ons de kracht en de geaardlicid te ontsluieren, die aan de organen van het zinlijk schoon eigen zijn; en die juist op het Schriftuurlijke standpunt, dat (afgezien van de idee) een eigen schoon ook in de zinlijke verschijnselen eert, te hooger waarde erlangt. Vooral de hoogslbelangrijke rapporten, die men tusschen het schoon der lonen en der kleuren vond,
alle speculatie
toon,
zijn
om
van
niet gering
gewicht.
riiilosophie der Kunst, Sammtl. Werke. Bd. V. p. 353. Erwin, vier (iespriiche über das Schone. Berlin 181.5. Seizixg, A esthetische Eorschungen 1855. Köstlin, Aesthetik 1809. Zlmmermann Aesthetik en Geschichte der Aesthetik 1855. Hartmann, Aesthetik "-)
Schelling,
SoLiiEH,
•
Leipz, 1888. "')
Onder
Kant een
„vrij
schoon",
in
de tegenstelling met ,anh;ingend" schoon, verstaat kortom alle schoon,
kleur, een griekscbe rand, een matliemalisclie liguur,
dat niet kleeft aan een zaak of persoon,
Urtheilskraft. als kleuren,
"')
87.5.
ook zontler dat ze nog
Realist
in
vollen
maar op
Purper, hemelsblauw
zin
is.
zijn
gelijk
zichzelf slaat.
en sneeuwwit
zijn
Kant, Krit. der schoone kleur<>n,
aangewend.
Hartmann (Aesthclik Hd.
I.
p.
207
v.v.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1888
Abraham Kuyper Collection | 88 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1888
Abraham Kuyper Collection | 88 Pagina's