Locus de Consummatione Saeculi - pagina 680
College-dictaat van een der studenten
348 CoUeg-e-dictaat van een der studenten (Dogmatiek).
dwijnen van den Joodschen staat, noch het opkomen van de kerk van Christus hebben hierin de minste verandering aangebracht. Komt men nu tot de tv^ee andere argumenten 2". of dan de liefde hierbij niet in 't spel is, dan moet geantvs^oord Zeer :
zeker,
maar
de liefde voor
God
is
hel eersle en hel groole gebod.
En eene
w^ereld-
sche Overheid, die eenen misdadiger, die door moord de iustitia Dei geschon-
den heeft als mensch meer liefheeft dan God, v^iens iustitia geschonden is, zou toonen de christelijke religie niet te bezitten, v^ant de Christen weet, dat
En eveneens zou het indruischen tegen de Chrisde Overheid meer liefde gevoelt voor den moordenaar, dan
de liefde tot God vooropgaat. telijke religie, als
voor
degenen,
toch
krijgen
die
we
zijn
niets
slachtoffers dreigen te worden.
kwaads doende personen,
Aan den eenen kant
die in gevaar verkeeren en
de boosdoener, die zich om zijn misdaden niet van de Overheid kan niet gelijkelijk werken, daar de objecten verschillen. Zal che liefde nu den hoogeren maatstaf aannemen, dan wordt niet de moordenaar gespaard en het slachtoffer geƫxponeerd, maar
aan de andere bekommert. De
zijde
staat
liefde
omgekeerd zal de moordenaar zijne gerechte straf ondergaan. 3". Het derde argument betreft het ofsnijdeu ran de nuxjeUjkheid tol hekeer ing. Het antwoord hierop luidt, dat niet de Overheid die mogelijkheid afsnijdt, maar, dal de moordenaar dit zelf doet. Wanneer men, wetende dat men zelf ter dood gebracht zal worden, eenen moord begaat, dan heeft men voor zichzelf de mogelijkheid van bekeering in de toekomst afgesneden en 2. daar, waar men de doodstraf niet toepast, duldt
men
het juist in den privaten moordenaar, dat
heid van bekeering afsnijdt.
Op
hij
dit Pelagiaansche
voor anderen de mogelijk-
standpunt toch laat
men
den
moordenaar voortgaan met anderen het leven te ontrooven, en wanneer op dit Pelagiaansche standpunt de moordenaar bovendien nog anderen van het eeuwige leven berooft, heeft hij daardoor ook voor zichzelven alle aanspraak op het eeuwige leven verbeurd. Volgens de belijdenis der Schrift daarentegen kan geen enkele der uitverkonen sterven zonder bekeering. Wordt iemand tot de doodstraf veroordeeld, dan kan nog het tijdsverloop der rechtszitting en zijn kerker gebruikt worden
om hem
werkelijk tot bekeering te brengen.
Het argument betreffende het afsnijden van de mogelijkheid van bekeering, gaat dus geheel buiten het bestel Gods om. Doch plaatst men zich eenmaal op dit Pelagiaansche standpunt, dat iemand zichzelf kan bekeeren, dan heeft de moordenaar in zijn roekeloosheid voor zichzelf de mogelijkheid afgesneden. Trouwens zulk een moordenaar wordt eerst pas na maanden ter dood gel)racht en in 't algemeen heeft de Christelijke overheid steeds gepoogd om moordenaars in
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's