Locus de Consummatione Saeculi - pagina 9
College-dictaat van een der studenten
College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek).
ons wel de zonde in haar oorsprong en wezen kennen, maar, waar die zonde
—
hoe ze weg komt en dat wel in verband met Gods heiligheid deze vraag bleef open. In den locus de Christo trad voor ons op een Middelaar, die de lijn der gratia opent maar op dien Christus bleef in verband met den gezonken KÓG[iog het signmn crucis drukken. Hij moest weg uit deze wereld. Hij moest van zijn volbracht werk scheiden. Daar ontstond dus een scheiding tusschen Hem en zijn voltooiden arbeid. En op de vraag, hoe nu deze tegenstelling wordt weggenomen, ontvingen wij geen antwoord. Bij den locus de blijft,
;
Salute
aanschouwden
wij
het
wonder der
verlossing, der heiliging des zon-
doch de geloovige bleef nog door zonde bevlekt en hoe hij daarvan volkomen wordt verlost — dat probleem werd niet opgelost. De locus de Ecclesia geeft ons een nieuwe, organische eenheid te aanschouwen, doch zij treedt op tegenover de menschheid, die blijft bestaan; 't is als een nieuwe daars;
boom
in den ouden; en de oplossing van dien strijd werd niet gevonden. Er werden dus stekjes, aanvangen gezet, er ontwikkelde zich een proces in al die loei; maar de momenten zijn niet tot rust gekomen, ze vonden geen onderlinge harmonie. Daarom komt nu deze laatste locus, die uit elk der vorige den draad opneemt, waar die was blijven steken; al die draden dooreenstrengelt en dien dooreengestrengelden bundel doet terugloopen in het uitgangspunt der Dogmatiek, den locus de Deo, in zijne glorie, nccvrcc slg avróv. Zoo komt in dezen locus de eindharmonie van eiken locus en van al de loei saam aan het licht. 2. Doch hiermee zijn wij er nog niet. Voor de Dogmatiek als systema is het niet genoeg, dat al de loei worden geresumeerd en de postulaten der loei hunne rust vinden, de Dogmatiek moet ook, juist om systema te zijn, in haar uitgangspunt terugkeeren. In hoofdzaak nu leert de Dogmatiek ons God kennen en het niet-God. Dat niet-God wil zeggen dat, wat tegen God over staat, transcendentaal door Hem beheerscht wordt, zich ten slotte toespitst tot in Satan en dus vijandig tegenover God komt te staan. In Parsischen zin nu is dit dualisme eeuwig; altijd voortdurende disharmonie zonder ooit tot harmonie te komen. Maar de christelijke Dogmatiek leert dit niet. Zij onderwijst, dat het ov Qsóg eerst door zich uit zijn stand te rukken tegenover God komt te staan, satanisch wordt. Het zoo geboren dualisme behoort dus relatief bij God en zoekt deels zich absoluut te maken door een zondig, satanisch karakter aan te nemen. Ware het zelfstandig geweest, dan had het den xocjios niet behoeven te verderven. Nu evenwel vragen de booze geesten: „of ze in de zwijnen mogen varen" (cf. Luk. 8 32) ze moeten een woning hebben en daartoe hechten ze zich aan den wcnog en alzoo wordt de natuur gedenatureerd. Vandaar, dat men :
;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's