E voto Dordraceno - pagina 58
ZONDAG
46
mensch nu ook maar wortel dien
hij
in
III.
heel even
zijn
God
HOOFDSTUK
II.
de bloem zijner
had, kon
hij
niet
ziel
afsneed
van
den
een oogenblik daarna er
bloem zijner ziel weer opzetten, maar was en bleef die er af en moest die voor altoos verderven. Een eens afgesneden bloem moet, ook al houdt gij ze nog een tijdlang in uw hand, ook al plaatst ge ze nog een tijdlang in een vaas, in het eind toch op den grond terecht komen. Als de verwelking zich openbaart, werpt men ze weg. Adams val beduidt dus, dat God Adam schiep opdat hij, vast aan zijn God verbonden, geen oogenblik van Hem af zou gaan, om eeuwig op den wortel van het goddelijk leven te bloeien; maar dat Adam het nu onderstaan heeft, om eens één enkel oogenblik op zichzelf te willen staan; dat hij om dat te kunnen, zich afsneed van zijn levenswortel; en nu onmiddellijk en op hetzelfde oogenblik van het leven in den dood viel, ook al bleef hij evenals een afgeknipte bloem, nog een tijdlang geuren. Over de hoegrootheid of kleinheid van Adams zonde behoeft dus geen geschil te ontstaan. Of ik een bloem met veel geweld van haar tak ruk, of, o zoo fijn en met een gepolijst mes zacht afsnijd, doet niets aan den val af. Hoe ook afgesneden, is een afgesneden bloem toch altoos dood. En zoo nu was het ook bij Adam. Grove of fijne zonde kan hier het verschil niet maken. De eenige vraag was maar, zondigde hij of niet? Daarom wijst de Catechismus in de tweede plaats op Adams ongehoorzaamheid. Ongehoorzaamheid toch, dat en dat alleen is de zonde. „Zonde", die
zegt de heilige apostel Johannes,
,,is
de ongerechtigheid",
d.
w.
z.
God
wet gesteld. Zulks te doen is zijn recht, en zóóals Hij dat doet of deed is het recht. Gaat men daartegen in, dan gaat men dus niet alleen in tegen dat recht, maar tegen den Heere zelven en tast Hem in zijn Souvereiniteit, d. i. in zijn Godzijn aan. Nu God eenmaal ingesteld had: ,,Van die vrucht zult gij niet eten", nu hing aan die ééne boomvrucht al de majesteit des Heeren Heeren. Bleef Adam er van af, dan liet hij aan God zijn majesteit; maar heeft als souverein Gebieder voor alle ding
een
ook onderstond hij het, er toch de tanden in te zetten, dan schond hij met dien beet, willens en wetens en ontzettelijk de eigen majesteit van den Heere zijn God, en schoot er uit die boomvrucht op het eigen oogenblik in zijn hart een doodelijke vonk die hem vernielde. Zonde is dus niet een lagere ontwikkeling, maar een stellen van zijn ik tegen God, van eigen hoovaardij tegen zijn majesteit, van eigen wilsbeschikking tegen zijn raad en wet en recht. De eerste zonde de beste was derhalve: opeens heel God den Heere op zij dringen, en daarom moest de zonde terstond gestuit en de zondaar terstond bij de keel gegrepen, of
God ware geen God
geweest.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's