De verflauwing der grenzen - pagina 96
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 october 1892
94 Geef mij een plek waar
151)
om
zakelijkheid,
Op
152)
den voet kan zijn
zetten'',
als
de nood-
te
hebben.
deze hoogernstige beteekenis van het gt\ooï aan een laatste oordeel
dan
dit eindoordeel op,
wroken,
bedoeld
levensbeschouwing
de instandhouding van het rechtsbesef wordt veel
voor
men
ik
een vast uitgangspunt voor
wordt eo
en
blijft
de
ipso
weinig gelet.
te
Heft
negen tienden van de rechtsschending onge-
van
majesteit
voor
recht
het
ons
besef
II. p.
192:
verdonkerd.
Vox
153)
Stahl, Die Philosophie des Rechts^ Heidelberg 1S70.
sDas Ebenbild Gottes im Menschen zu erhalten
ist
nun
blosz die Sache Gottes
Macht im Gewissen, und der freien ErfüUung im Menschengeschlecht soll zugleich auch die menschliche Gemeinschaft selbst erhalten durch eine mcnschlkhe Ordnung^ die sie aufrichtet und der sie alle Einzelnen mit auszerer Macht unterwirft, und diese Ordnung ist das Rcehi.'" Met Stahl moeten wij. Calvinisten, altoos uiterst voorzichtig zijn want wel oefent hij op Hegel's Dialectiek scherpe critiek, maar om toch durch seine Gebote und
seine. innere
des Menschen. Aber die Weltordnung Gottes
—
;
daarna Hegel's smaterielle Leistung" zeer hoog
En
wel erkent
hij,
zoo, dat het recht
is
en
uiterste gewicht,
staat, al
datgene geve, wat
God
datgene van
al
Maar dan
is
hem van
nu
mensch
II. p.
majesteit
193.
van het
laat. Voor ons. Calvinisten,
recht niets anders dan de
Hem
creatuur ontvange, wat
zijn
hij
Dus
als
persoon
allereerst dat
Schepper toekomt.
als
geldt d.atzelfde evenzoo van onze verhouding tegenover alle andere
we aan en voor anderen
Wai nu
en
blijft
zijnentwege toekomt.
Alzoo komt geheel onze praestatie van
subjecten of vereenigingen van subjecten
hetgeen
und Richters einnimmt'",
omdat de hoogste
— 521.
God is, maar toch
een ieder aan elk ander, tegenover wien
dat
414
rechtssfeer valt, en de
van zijneigen majesteit gelden
die van de souvereiniteit Gods uitgaan, wil,
p.
I.
dat Godzelf als Souverein alle recht in zich zelven fundeert,
ligt,
allereerst ten opzichte
Goddelijke
Bd.
cf.
;
dat de ordening, waarop het recht rust, van
van het
recht juist daarin
schatten
van God op den mensch buiten de
»die Gottahnliche Stellung des Gesetzgebers
Dit punt nu
te
te praesteeren
zijn
vloeit uit
zij,
aangaat het saamleven
in
en doen moeten onder de Rechtsformule.
Goddelijke ordinantie voort.
En
voor wat
Kerk, Staat en Vereeniging, neemt deze rechts-
bepaling onder menschen dien concreten vorm aan, die door de in die kringen
geldende souvereiniteit wordt vastgesteld. 154)
Zie
voor Ihering
losophie des Rechts,
Vollst.
zijn
Das Zwcck im Recht ;
Sammtliche Iferke. Lpz. 1838, deel IX; voor Fichte Mire. rechts.
Neiie 155)
Nachgel.
fFerkè.
Bonn
Sdmmtl.
Werke.
Berlin
1834, deel II, en zijn
Bd.
1845.
III.
i
Cf.
Flügel,
o.
1.
p.
240.
Cf.
Aqiiino. Lpz. 1873. p.
zijn
Hegel zxya.
zijn
Phi-
Rechtslchre.
System der Rechts-
Grundlage des Natur-
—384:
Deduktion des Naturrechis. Sammtliche Werke.
H. Thomas von
voor
Ansgabe. Band Vlll; voor K.A.NT
en voor Schelling,
Stuttg.
1856. Bd.
I.
i.
Dr. Baum.\nn, Die Staatslehre des
114.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's