GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 488

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 488

Derde deel

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

:

hem

door

zetten

mogen

dooden

te

niet

;

door echtbreuk of diefstal

met onze ;

zin lij ke neiging

hem

deeren

hem

en niet met onze geestesmacht

door het aanranden van zijn naam. Terwijl eindelijk aan

krenken mogen dit

HOOFDSTUK VI.

ZOND. XXXIVrt.

490

negental geboden in het 10e of slotgebod nog de ordinantie Gods wordt

toegevoegd voor inblijvende werken van ons hart.

Kort saamgevat, verkrijgen we dus I.

11.

God

verbiedt

den mensch, in de verhouding

Hem

aan

1.

als persoon

2.

als zinnelijk

wezen

3.

als geestelijk

wezen

God 1.

fjebiedt

dit resultaat.

te

randen in

zijn

tot zijn

God:

bestaan als God (Ie gebod).

Hem aan te randen door zijn scheppinfj (2e gebod). Hem aan te randen in zijn Naam (3e gebod).

den mensch

:

het goddelijk leven ten richtsnoer te

nemen voor

zijn menschelijk

sadmleven (4e

gebod). 2.

III.

IV.

zijn menschelijk sadmleven te

God

verbiedt

doen rusten op

den mensch, in de verhouding aan

randen in

tot

zijn

Goddelyke autoriteit (5e gebod).

zyn naaste:

bestaan

mensch (6e gebod).

1.

als persoon zijn naaste

2.

als zinnelijk wezen zijn naaste aan te randen in zijn wereld (7e en 8e gebod).

3.

als geestelijk

God

verbiedt

wezen

zijn

te

zijn

naaste aan te randen in zijn

den mensch, in de verhouding

voor de wereld van

als

naam

(9e gebod).

tot zichzelf:

zijn hart, zijn inblijvende

daden te onttrekken aan

zijn

God

(10e

gebod).

ZESDE HOOFDSTUK. Want wie

de geheele wet zal houden, en in één

zal struikelen, die is schuldig

geworden aan .Tac.

2

:

alle. 10.

De indeeling van de Wet, die ons vorig hoofdstuk besprak, is daarom van zoo hoog gewicht, omdat ge door die indeeling eerst helder leert inzien, z^ai er achter elk gebod

zit.

Deze eenigszins gemeenzame uitdrukking kiezen delijk te Gij

doen uitkomen wat

zult niet

stele7i

;

we

we met

opzet,

om

dui-

bedoelen. Als er in de Overheidswet staat

en ik wel mijn naaste gefopt, maar niet bestolen heb,

Of ook,

als de

Wet

zegt:

Gij zult

niet

dooden; en ik heb wel mijn naaste geslagen, maar niet gedood, dan

kan

kan de rechter mij

niets doen.

de rechter mij op grond van dat gebod niet

straffen.

Tien geboden als een Overheidswet, dan

er

zit

niets

Xeemt ge dus de achter. Dan slaan

deze geboden op niets meer dan op wat er letterlijk in staat.

Ja,

dan

is

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 488

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's