E voto Dordraceno - pagina 43
ZONDAG staan,
maar dringt
II.
HOOFDSTUK
31
III.
altoos tot in de bronwei van ons hart door. Niet slechts
de uitstorting van de wateren onzer ziel in den oceaan van het leven, maar ook de afvloeiïng dezer wateren van de bergen van ons hart moet
volkomen zuiver, helder en doorzichtig wezen. Kortom, de Wet des Heeren is daarom „geestelijk" omdat ze geheel onzen persoon opeischt, en onze daad slechts helpen laat, voorzooverre ze uiting is van wat in dien persoon
Doch nu
leeft.
Vraag 5 nog één
gaat
hoe het doel van de zijner ellende
zijn
Wet
schrede
verder, en toont
nu aan,
voor den zondaar niet anders dan de ontdekking
kan. Hier toch wordt gevraagd:
Kunt
komenlij k houden? en op die vraag geantwoord: Neen
van nature geneigd, God en mijn naaste te haten. Doel van deze vraag en dit antwoord is niet,
van de verdorvenheid onzer natuur
komen.
te
om
gij dit al
vol-
want
ben
ik,
tot
Immers
ik
de belijdenis
de
bespreking
hiervan volgt eerst in Vraag 8; en predikers, die verkeerdelijk hier reeds bij Vraag 8 in de war, óf wel hunne behandeling loopt dubbel. Neen, het doel van deze vraag is een geheel ander. Nu het geestelijk karakter van de Wet des Heeren in het licht is gesteld, ligt namelijk
over de verdorvenheid spreken, raken óf
het denkbeeld voor de hand, dat deze
Wet ook nog
bedoeling zou hebben, dat
tot het
hij
er
zou worden aangedreven. Ware
door
voor den zondaar de
doen van
al
wat
zij
gebiedt,
dan zou de Wet dus ook nog tot den zondaar komen, als middel en beweegoorzaak om hem tot Wetsvolbrenging te doen geraken. Het zeggen: „Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw verstand" zou dan instrument dit zoo,
bekwaamd
om het ook alzoo te doen. Tegenover de Wet staande en voelende dat de Wet op hem aankwam, zou een zondaar dan pogen, trachten en streven moeten, om haar eisch ook daadwerkelijk te vervullen, en de Wet zou op hem blijven aandringen, in de verwachting dat het hem gelukken zou. En deze gronddwaling nu snijdt de Catechismus op eenmaal juist met deze vijfde Vraag af. Neen, prikkel tot Wetsvolbrenging kan het voorhouden van de Wet aan den zondaar niet zijn; om de eenvoudige, maar tevens alles afdoende reden, dat het met een zondaar tegenover die Wet volkomen desperaat staat. en prikkel
zijn,
waardoor
hij
wierd,
Zoomin ge water kunt dragen in een gescheurde kruik of vuren kunt met een stuk geschut dat stuksprong, even volstrekt onmogelijk is het voor de Wet, om met een zondaar gereed te komen in de volbrenging. Een voerman, die zijn paard ziet neerstorten en drie van de vier pooten tegelijk
breken,
denkt er niet aan met de zweep van de bok van dat
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's