In de schaduwe des doods - pagina 190
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
182 Heilige
kalmte
lijkbaar onzer
en
stille
ernst is de gemoedsstemming,
die bij de
dooden voegt.
Maar juist die stille, ernstige stemming des gemoeds wil niet gekwetst zijn door wat het gevoel deert of hindert.
En daarom weg bij het lijk met voegzame eerbied voor den doode.
God
zelf teekent het oogenblik,
alle
vertoon,
maar ook
waarop ge van het
lijk
bij
u
het
lijk
zult af-
keeren.
Terstond na het sterven heeft het lijk iets dat aantrekt. En vooral eenige uren na het sterven, als onze doode is afgelegd, kan een lijk, zoo schoon zijn, vooral in tegenstelling met den pijnlijken trek, o, die aan het sterven voorafging. Alleen bij de aanraking gevoelt ge, dat de levenswarmte week, dat de kilte van den dood is ingetreden, en dat hetgeen daar voor u ligt, dood is en niet meer leeft. Maar overigens zoekt ge er den levenden persoon nog in. Het is of het gelaat u nog toespreekt. En het zon u niet vreemd zijn, zoo dat oog nog even wierd opgeslagen en die mond u nog een laatst vaarwel toesprak.
Zoolang nu die aandoenlijk schoone toestand nog aanhoudt, noodigt zelf in en door het lijk u uit, om bij het lijk van uw doode te verwijlen. Het stoot u nog niet af; het boeit u nog; het kan u nog bekoren. Er in heilige stilte op te staren, doet u weldadig aan. Er is dan nog geen bederf. En daarom denkt ge nog aan geen begraven; ook al was het maar om zeker te zijn, dat ge met geen schijndoode te doen hebt. Dat schoone lijk is u nog lief. Maar lang duurt dat niet. Bij ziekten die het bloed aangrepen, En dan komt al spoedig op het vale marmer zelfs maar zeer kort. van het lijk de blauwe, straks de zwart-roode plek. De ontbinding gaat voort en voort. Wat straks nog schoon was, wordt nu stuitend en afzichtelijk. En ook de doodslucht, die van het lijk u tegenademt, zegt u, dat dat lijk u niet meer toebehoort, dat het weg moet naar
God
het graf.
Maar .... en dat is bij het zoo aandoenlijk scheiden van het lijk onze roem en onze heerlijkheid, we weten, dat, hoe diep dat lijk ook door bederf en ontbinding in verderfelijkheid ondergaat, het toch gezaaid wordt. Het is niet een onooglijke massa, die wordt weggeworpen, om er van af te zijn. Begraven is zaaien op den doodenakker. Het toevertrouwen aan de aarde van een zich ontbindend lijk, dat vergaat, maar in dat lijk een kiem, die gezaaid wordt, om, als Christus op de wol-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's